7.3 De Franse Revolutie

7.3
De Franse Revolutie
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

7.3
De Franse Revolutie

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat gaan we doen vandaag?
Leren welke oorzaken en aanleiding de Franse Revolutie had.
Leren welke directe en indirecte gevolgen de Franse Revolutie had.

Slide 3 - Tekstslide

Oorzaken Franse Revolutie
  • Onvrede in Frankrijk: ancien régime, absolutisme, verlichtingsidealen.
  • Enorme staatsschuld door eerdere oorlogen --> hoge belastingdruk --> hongersnoden.
  • 1789: het parlement (afgevaardigden van adel, geestelijken en burgerij) worden bijeen geroepen.
  • Eén stem per stand --> burgerij krijgt niets voor elkaar.
  • De derde stand vertrekt, roept de Nationale Vergadering uit en schrijft een grondwet.
  • Koning wil Nationale Vergadering verdrijven --> bestorming Bastille.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Oefenexamenvraag
Maak de eerste oefenexamenvraag.
Niet werken = terugkomen voor extra werk.

timer
7:00

Slide 6 - Tekstslide

Antwoord oefenexamenvraag
• De bron lijkt beter bruikbaar voor een onderzoek naar de hoge belastingdruk, omdat de informatie over de belastingdruk betrouwbaar lijkt, want zelfs de kroonprinses schrijft dat de belastingdruk te hoog is/dat het volk het zwaar heeft

• De bron lijkt minder bruikbaar voor een onderzoek naar de populariteit van Marie-Antoinette, omdat de bron daarvoor niet betrouwbaar genoeg is, want hoewel uit haar beschrijving blijkt dat zij (als kroonprinses) wel geliefd is/wordt toegejuicht, dit geen betrouwbare informatie is, omdat het door Marie-Antoinette zelf (aan haar moeder) is beschreven of
• De bron lijkt minder bruikbaar voor een onderzoek naar de populariteit van Marie-Antoinette, omdat de bron daarvoor niet representatief genoeg is, want het zou kunnen gaan om betaalde toejuichers / de toejuichingen hoeven niet de opvatting van de hele Franse bevolking weer te geven

Slide 7 - Tekstslide

Bruikbaarheid van bronnen
1. Lees de vraag: blijkt uit de vraag of de bron bruikbaar is?Onderbouw dan de mening van de vraag.
2. Zoek in de bron naar informatie die hoort bij de vraag.
3. --> Is deze informatie betrouwbaar? (heeft de auteur/maker een reden om niet helemaal betrouwbare informatie te geven?)
4. Niet betrouwbaar = niet bruikbaar. Geen informatie over het onderwerp in de bron = niet bruikbaar.

Slide 8 - Tekstslide

De Franse Revolutie
  • Na bestorming van de Bastille verspreid de revolutie zich: adel en geestelijken worden vermoord, huizen verbrand.
  • 1789 - 1792 Gematigde fase:
  • Standenverschillen afgeschaft, verklaring rechten van de mens en burger, parlement krijgt wetgevende macht (koning houdt uitvoerende).
  • 1792 - 1794 Radicale fase:
  • Algemeen kiesrecht, koning ter dood veroordeeld, tegenstanders van radicale fase vermoord (terreur) onder leiding van Robespierre.
  • 1799: Na staatsgreep Napoleon officieel einde Franse Revolutie.
  • Napoleon wordt keizer van Frankrijk: herstel monarchie.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Oefenexamenvraag
Maak de tweede oefenexamenvraag.
Niet werken = terugkomen voor extra werk.

timer
7:00

Slide 11 - Tekstslide

Antwoord oefenexamenvraag
• Het gaat om de radicale fase / de Jacobijnse fase / de Terreur 
 • het (door Robespierre) schenden van de grondwettelijke vrijheden (waarvoor de revolutie is gevoerd) / het uit de weg ruimen van tegenstanders 
• Robespierres argument tegen die kritiek is dat het veiligstellen van de revolutie zwaarder weegt dan de rechten van individuele burgers / dat 'publieke vrijheid' belangijker is dan 'individuele vrijheid' 
• Met deze verdediging wil Robespierre de Terreur rechtvaardigen / draagvlak scheppen voor de maatregelen tijdens de Terreur

Slide 12 - Tekstslide

Standplaatsgebondenheid
  • Hoe wordt de maker van de bron beïnvloed door:
  • Tijd (in welke periode leeft iemand, wat waren toen wetten / trends / etc.)
  • Plaats (waar komt iemand vandaan?)
  • Achtergrond (is iemand geestelijke, van adel, arm, rijk, man, vrouw, etc.)

Slide 13 - Tekstslide

Hoe wordt Robespierre in deze tekst beïnvloed door zijn standplaatsgebondenheid?
5 februari 1794

‘Wij willen een maatschappij waarin alle lage en wrede driften aan banden worden gelegd, alle goede en edelmoedige hartstochten worden aangewakkerd door de wetten; waarin het streven geheel gericht is op de eer en de dienst van het vaderland; waarin het onderscheid slechts groeit uit de gelijkheid zelve;en dit laatste aan de rechtvaardigheid; waarin het vaderland zorgt voor het welzijn van elke onderdaan en waarin iedereen met trots geniet van de voorspoed en de glorie van het vaderland, waarin allen zich verrijken door de voortdurende aanwakkering der republikeinse gevoelens en door de behoefte de achting van een groot volk te verdienen; waarin de kunst het sieraad is van de vrijheid, die ze veredelt, waarin de handel de bron is van algemene rijkdom en niet enkel van de monsterachtige weelde van enkele families. 

Slide 14 - Tekstslide

Britse spotprent over de Franse terreur.
Hoe zie je hier de standplaats-
gebondenheid van de tekenaar terug?
Noot: Het Britse rijk is in deze tijd een 
monarchie.

Slide 15 - Tekstslide

Emmanuel Sieyès, zoon van een eenvoudige belastingambtenaar schreef in 1789:
‘Het plan van dit geschrift is vrij eenvoudig. Wij hebben ons drie vragen te stellen: 1 Wat is de derde stand? Alles. 2 Wat is hij tot op heden op politiek gebied geweest? Niets. 3 Wat vraagt hij? Iets te worden. De derde stand is de hele natie. Wat is er nodig opdat een natie zou blijven bestaan en bloeien? Particuliere ondernemingen en openbare ambten. Alle particuliere ondernemingen kunnen in vier groepen ondergebracht worden: veldarbeid, industrie en handel, wetenschappen en kunsten, en huisarbeid. Wie oefent deze bedrijvigheden uit? De derde stand. Maar de winstgevende en eervolle ambten zijn alleen door de leden van de bevoorrechte standen bezet.

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de opdracht die wordt uitgedeeld.
Je leest de zinnen en zet de nummers op de goede plaats in de tijdbalk.
Gebruik paragraaf 7.1 t/m 7.3.

Klaar? Maak de rest van de oefenexamenvragen.
Niet af = huiswerk.
Niet werken = terugkomen voor meer werk.

Slide 17 - Tekstslide