berekeningen in biologie extra oefenen

Berekeningen in biologie
EXTRA 
OEFNEN
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Berekeningen in biologie
EXTRA 
OEFNEN

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

procent sommen
 DEEL
 GEHEEL
x 100%
Je berekent het altijd op deze manier

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

procent sommen
 DEEL
 GEHEEL
x 100%
Je berekent het altijd op deze manier
wat moet je berekenen
Wat is het totaal

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt op?
Wat is belangrijk??

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is belangrijk??
Hoeveel gram eiwit
in 250 ml
in halfvolle yoghurt
Rond af op 1 decimaal

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Decimalen

  • decimalen = cijfers achter de komma
  • Je hoeft bij biologie alleen rekening te houden met de decimalen                                 ALS DIT IN DE OPGAVE GENOEMD WORDT!



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regels DECIMALEN
Als je afrondt op twee decimalen, dan kijk je naar het derde decimaal.
Bij het afronden op drie decimalen, kijk je naar het vierde decimaal.
Je kijkt altijd naar het eerstvolgende decimaal.

Dan geldt:
0 t/m 4: rond af naar beneden (het cijfer waarop je afrondt verandert niet).
5 t/m 9: rond af naar boven (je verhoogt het cijfer waarop je afrondt met 1).


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
Je kijkt alleen naar het eerstvolgende decimaal. De decimalen die daarachter staan, zijn niet van belang.

Dus 1,49 afronden op een
heel getal wordt 1.

Slide 9 - Tekstslide

Het is dus niet goed om eerst 1,49 af te ronden naar 1,5 en vervolgens naar 2.
Afronden op decimalen 
(oefenen)
3,34656

Rond dit getal af, zoals hieronder gegeven wordt. 
(het antwoord staat erachter in het rondje)

Afronden op het hele getal
Afronden op 1 decimaal
Afronden op 2 decimalen
Afronden op 3 decimalen

3
3,3
3,35
3,347

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is belangrijk??
Hoeveel gram eiwit
in 250 ml
in halfvolle yoghurt
Rond af op 1 decimaal
terug naar de opgave

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel gram eiwit
zit in 250 ml
halfvolle yoghurt
Rond af op 1 decimaal
terug naar de opgave
Wat is gevraagd???

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel gram eiwit
zit in 250 ml
halfvolle yoghurt
Rond af op 1 decimaal
terug naar de opgave
Wat is gevraagd???

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt dus 250 ml halfvolle yoghurt
Je moet uitrekenen 
hoeveel eiwit hierin zit
In de opgave vind je de gegevens

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt dus 250 ml halfvolle yoghurt
100 ml bevat 3.5 g eiwit
Bereken nu hoeveel 
eiwit er zit in 250 ml.

Het antwoord staat achter
het rondje

8.8 gram
(let op: afgerond op 1 decimaal, op je rekenmachine stond 8.75)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je berekent eerst hoeveel koolhydraten er in de reep zitten.
Daarna bereken je hoeveel insuline je moet spuiten

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koolhydraten berekenen:
100 gr ontbijtkoek bevat 67.4 gram koolhydraten
1 plak is 70 gram

Bereken nu hoeveel koolhydraten er in zitten
100 gram bevat 67.4 gram koolhydraten
1 gram bevat 67.4 : 100
70 gram bevat 67,4 : 100 x 70= 47,18 gram koolhydraten

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zitten dus 47,18 gram koolhydraten in 1 plak ontbijtkoek.

Als je 8 gram koolhydraten eet, moet je 1 eenheid spuiten

bereken dit met de verhoudingstabel
(antwoord achter rondje)
100 gram bevat 67.4 gram koolhydraten
1 gram bevat 67.4 : 100
70 gram bevat 67,4 : 100 x 70= 47,18 gram koolhydraten

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6 eenheden
Het antwoord is dus:

Belangrijk:
Je krijgt 1 punt voor het berekenen van de hoeveelheid koolhydraten in 1 reep
Je krijgt 1 punt voor het berekenen van de hoeveelheid insuline 
Ook als je het eerste deel fout doet!!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

procent opgave over varkens 
examen vmbo-tl 2022-1

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op een biologische boerderij houdt een boerin varkens in groepen. Een
groep varkens bestaat meestal uit twee tot vijf moederdieren en hun
nakomelingen. In zo’n groep heerst een rangorde.
Varkens gebruiken lichaamstaal om te communiceren. Als een varken
bang is, legt het zijn oren in de nek. Als een varken met een lage rang
een varken tegenkomt dat hoger in rang is, draait het varken met de
lagere rang zijn kop weg en laat het zijn staart hangen. Dit gedrag wordt
wijken genoemd.

Bart observeert op de boerderij het gedrag van moederdier Betty. Betty
vormt samen met vier andere moederdieren één groep. Hij beschrijft het gedrag van Betty in de volgende tabel: 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedurende 30 minuten houdt Bart bij wat Betty doet. Van de resultaten
maakt hij onderstaand staafdiagram.
vraag: Hoeveel procent van de tijd besteedt Betty aan sociaal gedrag?
Leg je antwoord uit met een berekening.
Tip 1:kijk goed: welke gedragingen vallen onder sociaal gedrag
Tip 2: Lees deze af en tel deze bij elkaar op!
Dat is het "deel"
Tip 3: tel alle gedragingen bij elkaar op. Dat is "geheel"
vul het berekende antwoord in op de volgende pagina
2 punts vraag

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent van de tijd besteedt Betty aan sociaal gedrag?
Leg je antwoord uit met een berekening.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave sprinkhanen eten
eindexamen vmbo-tl 2022-3

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lars is 14 maanden oud en heeft koemelk-allergie. Om Lars voldoende
eiwitten te laten eten, geeft zijn moeder hem gekookte insecten te eten.
In de tabel staan de voedingswaarden van verschillende insecten en van
koemelk, per 100 gram of per 100 mL.
Het vraagteken staat voor een groep energierijke voedingsstoffen.
Hoeveel gram sprinkhanen moet zijn moeder hem geven, zodat Lars
evenveel eiwitten binnen krijgt als met een glas volle melk van 200 mL?
Leg je antwoord uit met een berekening. Rond af op een heel getal. 
2 punts vraag

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel gram sprinkhanen moet zijn moeder hem geven, zodat Lars
evenveel eiwitten binnen krijgt als met een glas volle melk van 200 mL?
Leg je antwoord uit met een berekening. Rond af op een heel getal.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Berekening over diabetes

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jarno heeft de ziekte diabetes type 1. Zijn eilandjes van Langerhans maken geen insuline. Jarno houdt bij hoeveel koolhydraten hij eet en berekent dan hoeveel insuline hij moet inspuiten. Voor elke 8 gram koolhydraten die hij eet, moet Jarno 1 eenheid insuline inspuiten. 
Jarno neemt als tussendoortje een plak ontbijtkoek van 70 gram. In de tabel zie je de voedingswaarden van ontbijtkoek per 100 gram. 
Hoeveel eenheden insuline moet Jarno inspuiten na het eten van zijn
tussendoortje? Leg je antwoord uit met een berekening.

2 punts vraag
tip 1
hoeveel koolhydraten zitten in 100 gram ontbijtkoek?
tip 2
Hoeveel weegt 1 plak ontbijtkoek?
Bereken nu hoeveel koolhydraten er in 1 plak zit
tip 3
hoeveel insuline moet je spuiten per gram koolhydraten
Je weet hoeveel koolhydraten je hebt binnengekregen, dus kan je uitrekenen hoeveel insuline moet spuiten.

TIP als jij niet kon berekenen hoeveel koolhydraten er in 1 plak ontbijtkoek zit, verzin dan een getal. Dit is fout, dus krijg je er geen punten voor. Maar als je met dit getal verder rekent en dit goed doet, krijg je wel het punt voor de insuline

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor elke 8 gram koolhydraten die hij eet, moet Jarno 1 eenheid insuline inspuiten. 
Een plak ontbijtkoek weegt 70 gram.
Stap 1: bereken hoeveel koolhydraten er zitten in 1 plak ontbijtkoek van 70 gram
100 gram ontbijtkoek bevat 67.4 gram
Hoeveel eenheden insuline moet Jarno inspuiten na het eten van zijn
tussendoortje? Leg je antwoord uit met een berekening.

2 punts vraag
Bereken nu hoeveel koolhydraten hier inzitten

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor elke 8 gram koolhydraten die hij eet, moet Jarno 1 eenheid insuline inspuiten. 
Een plak ontbijtkoek weegt 70 gram.
Stap 2: bereken hoeveel insuline je moet spuiten als je 47.18 gram koolhydraten eet.
je spuit 1 eenheid insuline voor 8 gram koolhydraten.
Hoeveel eenheden insuline moet Jarno inspuiten na het eten van zijn
tussendoortje? Leg je antwoord uit met een berekening.

2 punts vraag
67,4 : 100 x 70= 47,18 gram koolhydraten in een plak ontbijtkoek 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel eenheden insuline moet Jarno inspuiten na het eten van zijn tussendoortje?
Leg je antwoord uit met een berekening.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies