Examentraining MCE

Examentraining Duits
Typische examenwoordenschat
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining Duits
Typische examenwoordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Het grote geheim
Het Centraal Examen vraagt niet per se om heel goed Duits kunnen.
Het vraagt om begrip over wat CITO van je wil.
Weet je dat, dan haal je goede cijfers.

Slide 2 - Tekstslide

Het recept
- ken de signaalwoorden
- ken je woordjes
- ken de veelvoorkomende vragen
- ken de vraagsoorten
- gebruik de trucjes
- oefenen, oefenen, oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Was möchte der Verfasser im 5. Absatz betonen ?

Slide 4 - Open vraag

Welche Aussage stimmt mit dem Text überein ?

Slide 5 - Open vraag

Welche Funktion hat der 6. Absatz ?

Slide 6 - Open vraag

Welche Ergänzung passt in die Lücke in Zeile ......

Slide 7 - Open vraag

Verbanden en functiewoorden

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Einschränkung
A
beperking
B
uitbreiding
C
concretisering

Slide 10 - Quizvraag

Schlussfolgerung
A
tegenstelling
B
voorwaarde
C
conclusie

Slide 11 - Quizvraag

Steigerung
A
voorbeeld geven
B
versterking
C
samenvatting

Slide 12 - Quizvraag

"Ergänzung" betekent:
A
inleiding
B
oplossing
C
uitleg
D
aanvulling

Slide 13 - Quizvraag

conclusie
bevestiging
Das Fazit
zum Schluss
Selbstverständlich
also
tatsächlich
wirklich
zweifellos
zusammenfassend
Klar
folglich

Slide 14 - Sleepvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je van een concreet voorbeeld naar een algemene uitleg gaat?
A
Schlussfolgerung
B
Relativierung
C
Konkretisierung
D
Verallgemeinerung

Slide 15 - Quizvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je van een algemene uitleg naar een concreet voorbeeld gaat?
A
Schlussfolgerung
B
Relativierung
C
Konkretisierung
D
Verallgemeinerung

Slide 16 - Quizvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je nieuwe informatie geeft over iets dat je net genoemd hebt?
A
Erweiterung
B
Beschränkung
C
Schlussfolgerung
D
Relativierung

Slide 17 - Quizvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je een net genoemd argument minder sterk maakt?
A
Erweiterung
B
Beschränkung
C
Schlussfolgerung
D
Relativierung

Slide 18 - Quizvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je een net genoemd argument nog sterker maakt?
A
Steigerung
B
Beschränkung
C
Schlussfolgerung
D
Beispiel

Slide 19 - Quizvraag

Toon van de tekst

Slide 20 - Tekstslide

toon van een tekst
Alle teksten hebben een bepaalde toonzetting:
krantenartikel: feiten weergeven: neutraal of zakelijk.
Bij recensie: schrijver geeft mening. 
Evenals bij opiniestuk / column                                                                  
Probeer toon te herkennen!                                           

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Vul aan:
"nicht nur ...... _____ auch"

A
zwar
B
sondern
C
aber

Slide 25 - Quizvraag

Vul aan:
entweder ... _____

A
aber
B
ob
C
oder

Slide 26 - Quizvraag

Vul aan:
je... _____

A
desto
B
umso
C
je

Slide 27 - Quizvraag

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
zum Beispiel
zudem
denn
obwohl
daher
voorbeeld
opsomming
reden / oorzaak
tegenstelling
gevolg / conclusie

Slide 28 - Sleepvraag

Ich mache alle Aufgaben mit den Trucs von Frau Haels. Schließlich habe ich die Leseprüfung gut bestanden.
A
gevolg/conclusie
B
reden/verklaring
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming

Slide 29 - Quizvraag

Ich habe wirklich alles gemacht um gute Noten zu bekommen: viele Stunden gelernt, geübt und immer Hausaufgaben gemacht
A
gevolg/conclusie
B
vergelijking
C
concretiseren
D
tegenstelling

Slide 30 - Quizvraag

also
damit
deshalb
auch
dagegen
sogar
Betekenissen van signaalwoorden
ook
zelfs
zodat
daarom
dus
daarentegen

Slide 31 - Sleepvraag

de functie van "dennoch" is:
A
opsomming
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
conclusie

Slide 32 - Quizvraag

de functie van "dadurch" is:
A
opsomming
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
conclusie

Slide 33 - Quizvraag

de functie van "allerdings" is:
A
conclusie
B
benadrukking
C
mogelijkheid
D
bevestiging

Slide 34 - Quizvraag