Vraagwoorden A1
1 / 48
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wie?
Wat?
Wanneer?
Waar?
Waarom?
Slide 9 - Sleepvraag
Slide 10 - Tekstslide
Wie is dit?
A
Abel
B
De pen
C
Kampen
Slide 11 - Quizvraag
Waar is het station?
A
hij
B
Aan het einde van de straat links.
C
de trein
Slide 12 - Quizvraag
Wat ga je eten?
A
Mahmoud
B
De soep
C
In huis
Slide 13 - Quizvraag
Wie is blij vandaag?
A
Ik
B
De tafel
Slide 14 - Quizvraag
Waar ga je naartoe?
A
Naar huis.
B
de pen.
C
Om 10 uur.
Slide 15 - Quizvraag
Wat ga je doen?
A
Voetballen
B
9 uur
Slide 16 - Quizvraag
Wie zit op de stoel?
A
het boek
B
mijn zus
Slide 17 - Quizvraag
_______ is moe?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
Slide 18 - Quizvraag
_____ doe je?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
Slide 19 - Quizvraag
___________ ga jij naartoe?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
Slide 20 - Quizvraag
_____ moeten we doen?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
Slide 21 - Quizvraag
___________ is de school?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
Slide 22 - Quizvraag
______ is boos?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
Slide 23 - Quizvraag
_________ is het mijn pen?
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Wanneer ga je naar huis?
A
Nederland.
B
Omdat ik moe ben.
C
Om 8 uur.
Slide 26 - Quizvraag
Wanneer is de school klaar?
A
Omdat de juf boos is.
B
Om 3 uur.
C
Het station.
Slide 27 - Quizvraag
Waarom ben je moe?
A
Het ziekenhuis.
B
Omdat ik laat naar bed ben gegaan.
C
Maandag.
Slide 28 - Quizvraag
Wanneer is het weekend?
A
Overmorgen.
B
Omdat zij niet slapen.
C
Op school.
Slide 29 - Quizvraag
_________ ben je thuis? Om tien uur.
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 30 - Quizvraag
_________ is de juf boos? Omdat we niet luisteren.
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 31 - Quizvraag
___________ is het vakantie? Over veel weken!
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 32 - Quizvraag
___________ mogen we niet samen spelen? Door Corona.
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 33 - Quizvraag
___________ hebben we de toets? Vrijdag.
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 34 - Quizvraag
Slide 35 - Tekstslide
Hoe ga jij naar jouw werk?
A
Het ziekenhuis.
B
Met de trein.
Slide 36 - Quizvraag
Welke broek kies jij?
A
De zwarte broek.
B
Met de pinpas.
Slide 37 - Quizvraag
Welk dier vind jij leuk?
A
Een kat.
B
Een mat.
Slide 38 - Quizvraag
Hoe schrijf je hoe?
A
Hoe.
B
Heo.
Slide 39 - Quizvraag
_________ heet jij?
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 40 - Quizvraag
_________ gaat jouw vriend naar het feest?
A
Hoe
B
Welke
Slide 41 - Quizvraag
_________ kleur is mooi?
A
Hoe
B
welke
Slide 42 - Quizvraag
Naar _________ school wil jij?
A
Hoe
B
welke
Slide 43 - Quizvraag
___________ laat ben jij wakker?
A
Hoe
B
Welk
Slide 44 - Quizvraag
___________ antwoord is goed?
A
Hoe
B
Welk
Slide 45 - Quizvraag
___________ fiets is van jou?
A
Hoe
B
Welke
Slide 46 - Quizvraag
___________ doe ik de televisie aan?
A
Hoe
B
Wanneer
C
Waarom
Slide 47 - Quizvraag
Ik vind de les...
Makkelijk
Beetje moeilijk
Moeilijk
