11.4 Je lijkt op

11.4 Je lijkt op
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

11.4 Je lijkt op

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert waardoor je op je ouders lijkt.
  • Je leert hoe eigenschappen worden doorgegeven.
  • Je leert hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.

Slide 2 - Tekstslide

Waar zit jouw bouwbeschrijving?

  • Je leert waardoor je op je ouders lijkt.
  • Je leert hoe eigenschappen worden doorgegeven.
  • Je leert hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.

Slide 3 - Tekstslide

Waar zit jouw bouwbeschrijving?

De bouwbeschrijving van elk organisme staat in het DNA in de celkern. Het DNA bestaat uit chromosomen, een soort bandjes, waarop alle eigenschappen van het organisme staan.
Alle chromosomen bij elkaar noem je het genoom. In dit genoom staat de hele bouwbeschrijving van het organisme. In de foto zie je een cel van de mens. Mensen hebben 46 chromosomen. Als een cel zich deelt, wordt de 
bouwbeschrijving gekopieerd.

Slide 4 - Tekstslide

Waardoor lijk je op je ouders?

In voortplantingscellen (eicel en zaadcel) zitten 23 chromosomen, dus de helft van wat in 'normale' cellen zitten. 
Wanneer de kern van de eicel en de kern van de zaadcel (de 
bevruchting) samensmelten, heb je 2 x 23 = 46 chromosomen. 

Je krijgt dus de helft van de chromosomen van je vader en de helft
van je moeder. Omdat de eigenschappen in deze chromosomen
zitten lijk je dus op je vader en op je moeder.

Slide 5 - Tekstslide

Gewone cel
Eicel
Zaadcel
Gewone cel
Bevruchting
Bevruchte eicel

Slide 6 - Sleepvraag

Ben je een jongen of een meisje?

Alle chromosomen hebben een 'partner' en vormen samen een paar. Je hebt dus 46 chromosomen en 23 chromosoomparen. 22 van deze paren zijn nagenoeg hetzelfde. Het 23e paar kan twee vormen hebben: een X-vorm en een Y-vorm. Als iemand twee X-chromosomen heeft, dan is het een vrouw. Heeft iemand een X-chromosoom en een Y-chromosoom, dan is het een man. De X en Y chromosomen noem je geslachtschromosomen.

Slide 7 - Tekstslide

Ben je een jongen of een meisje?

Op de fotos zie je alle chromosomen van 1 mensencel. Kijk goed naar het verschil tussen een mannelijke en vrouwelijke cel!

Slide 8 - Tekstslide

Heb je al je eigenschappen van je ouders geërfd?

Eigenschappen als oog- en huidskleur worden door je chromosomen (dus je DNA) bepaald.  Dit zijn erfelijke eigenschappen. Ergens heel erg goed in zijn, zoals voetbal is gedeeltelijk erfelijk. Dit noem je aanleg. Maar om echt goed te worden moet je ook veel oefenen.

Eigenschappen die niet door je DNA worden bepaald, zoals tatoeages, kledingstijl en kort of lang haar noemen we niet-erfelijke eigenschappen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Huidskleur
A
Erfelijk
B
Aangeboren
C
Aanleg

Slide 11 - Quizvraag

Paars haar hebben.
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Aanleg

Slide 12 - Quizvraag

Een litteken
A
Erfelijk
B
Aangeboren
C
Aanleg

Slide 13 - Quizvraag

Heel creatief zijn
A
Erfelijk
B
Aangeboren
C
Aanleg

Slide 14 - Quizvraag

Waarom hebben voortplantingscellen maar 23 chromosomen?

Slide 15 - Open vraag