Je voert een motiverend gesprek met een cliënt die ambivalentie ervaart als het gaat om het stoppen met roken. Je hebt het eerste gesprek gevoerd waarin je met een neutrale houding over het gewoontegedrag in gesprek bent gegaan. Vervolgens heb je met behulp van de beslisbalans de ambivalentie onderzocht. Je hebt afgesloten met een dubbelzijdige reflectie.
“Als ik het even zo allemaal op een rijtje zet, rook je graag omdat je het lekker vindt, het je ontspanning geeft en je het gezellig vindt. Als nadelen van veranderen noem je dat het je stress kan geven, je niet weet wat je met je handen moet doen en dat je je collega’s mist.
De nadelen van roken voor jou zijn dat je snel buiten adem bent, het duur is, en je bang bent dat je op lange termijn ziek wordt door het roken. Als je stopt levert het je veel geld op, bijvoorbeeld voor die fiets die je wil, wordt je conditie beter, en voel je je fitter.
Als ik dit zo op een rijtje zet, wat denk je dan?” (Handreiking 2)
Je krijgt de volgende reactie van de cliënt “Ja, misschien moet ik toch dan maar proberen te stoppen”