Les 2 Chromosomen en Genen

Welkom bij Digitale leeromgeving Biologie

  • Boeken/ Agenda op tafel.
  • blz. 19 boek
  • Inloggen Fronter
  • Naar Methode         Biologie voor Jou         Thema 5 basisstof 2
  • Klik naar de volgende slide, en kijk maar wat je moet doen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Digitale leeromgeving Biologie

  • Boeken/ Agenda op tafel.
  • blz. 19 boek
  • Inloggen Fronter
  • Naar Methode         Biologie voor Jou         Thema 5 basisstof 2
  • Klik naar de volgende slide, en kijk maar wat je moet doen

Slide 1 - Tekstslide

Neem de antwoorden over in je boek. Vergelijk met jou antwoorden in de methode
1. Het fenotype
2. Haarlengte, littekens, een piercing, een tatoeage, haarkleur
3.....
4. een bruine vacht en lange haren (de beste eigenschappen van het ras)
5. een oogziekte, mank lopen. 
2
3
1. DNA
2. Het Genotype
3. Ze hebben alle drie gelijk. 
4
1. Twee
2. Wel
3. 46
4. 23
5
1. Veldmuis
2. 24
3. 12
4. Paard
5. Aardappel
6
Zwart
Zwart
blond
zwart
zwart
zwart
8
9
10

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik!

Slide 3 - Tekstslide

Welke uitspraak over genotype en fenotype klopt het best?
A
Het fenotype komt voort uit het genotype.
B
Het genotype komt voort uit het fenotype.
C
Het fenotype komt voort uit het genotype en milieuinvloeden.

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen hebben wij?
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 5 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 6 - Quizvraag

Hebben plantencellen ook DNA?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Waar bestaan chromosomen uit?
A
Celplasma
B
DNA

Slide 8 - Quizvraag

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 9 - Quizvraag

Ilse is geboren met lichtbruin haar (1). Ze verft haar haar blond. (2)Daarna verft ze haar haar donkerbruin (3).
Wat gebeurt er met haar fenotype?
1
2
3
A
blijft hetzelfde
B
verandert bij 2 en 3
C
verandert alleen bij 2
D
verandert alleen bij 3

Slide 10 - Quizvraag

Het genotype van iemand ontstaat
A
bij de geboorte
B
bij de bevruchting
C
tijdens het leven
D
in de eicel

Slide 11 - Quizvraag

het fenotype van iemand ontstaat
A
bij de geboorte
B
bij de bevruchting
C
tijdens het leven
D
bij de bevruchting en tijdens het leven

Slide 12 - Quizvraag

Erfelijkheid en evolutie
basisstof 2 Chromosomen en Genen

Slide 13 - Tekstslide

Doelen
-Je kunt omschrijven wat een gen (meervoud "genen") is.
-Je kunt omschrijven wat een genenpaar is. Ook kun je uitleggen waarom genen in paren voorkomen.
- Je kunt voorbeelden geven van geslachtscellen
- Je kunt uitleggen wat een moeder- en dochtercel zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Chromosomen

  • 46 chromosomen in de cel van de mens
  • Gen: deel van chromosoom waarop informatie voor 1 eigenschap staat
  • Van elk gen zijn er 2, er zijn 23 chromosomenparen.
  • Een enkelvoudige gen noem je een allel, een genenpaar noem je een allelenpaar.




Slide 16 - Tekstslide

Geslachtscellen

  • Geen paren, enkelvoudig.
  • 23 chromosomen
  • enkele allelen (blauwe ogen)

  • 23+23 = 46

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

chromosoom

  • Een gen is een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap. Elk chromosoom bevat dus veel genen. 
  • Alle chromosomen van een paar bevatten informatie over dezelfde eigenschap, maar de informatie kan verschillen. 
  • Zo kun je van je vader als informatie de informatie voor bruine ogen krijgen, terwijl je van moeder de informatie voor blauwe ogen krijgt.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

  • Een eigenschap heeft vaak verschillende genen: bruin en blauw bij oogkleur, bruin en blond bij haarkleur.
  • In geslachtscellen komt alle informatie maar één keer voor. Als dit niet zo was, zou het aantal chromosomen alsmaar verdubbelen.
  • In de eicel zitten 23 chromosomen, in de zaadcel zitten ook 23 chromosomen. Na bevruchting: 23 paar.

Slide 21 - Tekstslide

Mitose, gewone celdeling

Slide 22 - Tekstslide

Meiose

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

    Aan het werk
Maak Thema 5, basisstof 2 in de Methode Biologie voor jou.
Vragen? Ik zit acher fronter berichten. 
Kom maar op!



Slide 25 - Tekstslide

Neem de antwoorden over in je boek. Vergelijk met jou antwoorden in de methode
1. Een gen is een deel van een chromosoom met de informatie voor een erfelijke eigenschap
2. meerdere genene
3. Ja
4. Doordat de genen voor ooglkleur in de cellen van het wit van je ogen uit staan. 
12
1. 8
2. 4
3. 10
4. 5
13
1. Enkelvoudig
2. Mannen: zaadcellen
     Vrouwen: eicellen
3. 23
4. 46
5. Een geslachtscel, want de chromosomen en genen komen enkelvoudig voor. 

14
16
1. Stap 1
2. Ja
3. Nee
4. Nee
5. Ja
17

Slide 26 - Tekstslide

Heb je nog tijd voor een quizzzz?

Slide 27 - Tekstslide

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 28 - Quizvraag

Chromosomen komen alleen voor in geslachtscellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag


Wat is juist?
A
1 celkern 2 genen
B
1 cel 2 chromosomen
C
3 DNA 4 gen
D
3 Chromosomen 4 DNA

Slide 30 - Quizvraag

Chantal heeft een hond. Een spiercel van deze hond bevat 78 chromosomen.
Hoeveel chromosomen heeft deze hond in een levercel?
A
39
B
78
C
156
D
36

Slide 31 - Quizvraag

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide