3.5 Speciale manieren van overerving

B5:Speciale manieren van overerving
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

B5:Speciale manieren van overerving

Slide 1 - Tekstslide


Hiernaast staat een stamboom. De personen die met grijs aangegeven zijn, hebben een
ziekte. De rode personen zijn gezond. De ziekte wordt veroorzaakt door één gen dat X-chromosomaal is. Vrouw 7 is in verwachting van kind 11. De baby blijkt een meisje te zijn. Hoe groot is de kans dat meisje 11 de ziekte heeft?

Slide 2 - Open vraag

Bij Drosophila (fruitvliegjes) komt onder andere het allel ‘vleugels zonder dwarsaders’ voor. Dit allel is X-chromosomaal en recessief. Een vrouwtje met vleugels zonder dwarsaders wordt gekruist met
een mannetje met normale vleugels. De F1-individuen die hieruit ontstaan, worden onderling
gekruist en er ontstaan een F2.
Hoeveel % van de vrouwtjes uit de F2 heeft vleugels zonder dwarsaders?

Slide 3 - Open vraag

Hoe sta je in de lesstof?
Had je beide van de vorige vragen goed? Dan maak je opdracht 44, 45, 49, 52 en 53
Had je 1 van de vragen goed? Dan maak je opdracht 
44 t/m 53
Had je beide opdrachten fout? Dan maak je opdracht 
41, 43 t/m 53
timer
25:00

Slide 4 - Tekstslide

Tot nu toe gehad...
  • Monohybride (dominant/recessief): Aa x Aa
  • Intermediair (mengvorm): IAIa x IAIa
  • X-chromosomaal (overerven op X-chromosoom): XAXa x XAY

Slide 5 - Tekstslide

Nu nog erbij...
Speciale manieren van overerven: 
- Gekoppelde genen (dihybride, genen liggen op hetzelfde chromosoom)
- Multipele allelen (méér dan 2 allelen voor een eigenschap)
- Letale allelen
- MtDNA (mitochondriaal DNA)

Slide 6 - Tekstslide

De ziekte van Duchenne (een ernstige spierziekte) wordt bepaald door een recessief gen op het X-chromosoom. Een man en vrouw zonder de ziekte krijgen een zoon met de ziekte. Hoe groot is de kans dat hun tweede kind, een dochter, draagster is van het allel voor de ziekte?
timer
3:00

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Alle nakomelingen
 in de F1 zijn:        

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht: Gekoppelde dihybride kruising
Onderzoekers ontdekten dat geen van de beren in de F2 een gekrulde bruine vacht hadden of een gladde zwarte vacht. Daarom denken ze dat er sprake is van gekoppelde overerving.

Maak een kruisingsschema, ga er van uit dat de allelen gekoppeld zijn. De kruising begint als volgt:
P:     


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Twee konijnen met lang haar en rechtopstaande oren die beide heterozygoot zijn voor deze eigenschappen planten zich voort. De genen voor deze eigenschappen liggen op hetzelfde chromosoom. Hoeveel procent van de nakomelingen zal kort haar en flaporen hebben?
timer
5:00

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Video

Multipele allelen
Als er van een gen of erfelijk kenmerk meer dan twee varianten of allelen voorkomen in de populatie, dan spreekt men van multiple allelen. Een voorbeeld is de bloedgroep van de mens.
Hier zijn 3 allelen voor: 
IA (dominant), IB (dominant)
of i (recessief)

Bloedgroep 0:      ii 

Slide 19 - Tekstslide

Multipele allelen
Drie allelen (IA, IB en i) combineren tot 4 bloedgroepen: 
Bloedgroep A:      IAIA of IA
Bloedgroep B:      IBIB of IB
Bloedgroep AB:   IAIB
Bloedgroep 0:      ii 

Slide 20 - Tekstslide

Een vrouw met bloedgroep 0 krijgt een kind met een man met bloedgroep AB. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep A heeft?
timer
3:00

Slide 21 - Open vraag

Letale allelen
Een allel is letaal als het ervoor zorgt ervoor dat een organisme niet levensvatbaar is wanneer het homozygoot (twee maal) aanwezig is. 
Voorbeeld: q is een letaal allel bij muizen. Je kruist twee heterozygote muizen (Qq). 25% van die nakomelingen heeft genotype qq: die zijn dus niet levensvatbaar. 
Van de overige muizen is 2/3 Qq en 1/3 QQ. 

Slide 22 - Tekstslide

q is een letaal allel bij cavia's. Je kruist cavia Qq met cavia Qq. Hoeveel % van de levend geboren jongen heeft genotype Qq?
timer
3:00

Slide 23 - Open vraag

Bij pronkerwten zijn de allelen P en L gekoppeld. 

P = paarse bloemkleur en is dominant over rode bloemen.


Bij stuifmeelkorrels blijken twee vormen voor te komen: 

L = langwerpige stuifmeelkorrels
l = ronde stuifmeelkorrels

Een plant met rode bloemen en rond stuifmeel wordt gekruist met
een ouder die heterozygoot is voor beide eigenschappen:
Wat zijn de verhoudingen van de fenotypes in de F1-generatie?
A
0/100
B
25/75
C
50/50
D
20/80

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Kun je nu speciale overerving kruisingsvraagstukken oplossen?
A
Ja
B
Soms, extra oefening zou fijn zijn
C
Nee, ik kom er helemaal niet uit

Slide 27 - Quizvraag