V6 Laatste les

Welkom bij de laatste les geschiedenis
(maar niet van de geschiedenis)
Wie herken je?
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij de laatste les geschiedenis
(maar niet van de geschiedenis)
Wie herken je?

Slide 1 - Tekstslide

Horen bij:

Slide 2 - Tekstslide

Programma en doelen
  • Even de kenmerkende aspecten en tijdvakken

  • De syllabus

  • Vaardigheden

  • Aanpak voorbeeldvraag 

Slide 3 - Tekstslide

Tip 1
  • Scan van te voren even je examen:

  • Hoeveel vragen, hoeveel punten?

  • 3 klokuren 

  • Bouw een marge in om te checken (15-20m) 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Syllabus
https://www.examenblad.nl/examenstof/syllabus-geschiedenis-vwo-2023/2023/vwo/f=/Syllabus_geschiedenis_vwo_2023_versie_2_0915.pdf

Slide 7 - Tekstslide

Informatie uit de syllabus
Kun je per HC onder elkaar zetten
Steden en burgers Lage Landen 1050-1700
Verlichting 1650-1900
Duitsland in Europa 1918-1991
China 1842-2001
- 1302 Guldensporenslag
- Congres van Wenen 1814-1815
- Herziening Grondwet 1848
- Versailles 1919
- Dolkstootlegende
-
-
-

- Ongelijke
   verdragen:

- Republiek China
   1912
- Sun Yatsen

Slide 8 - Tekstslide

Uit de syllabus
TIJD/Tijd en chronologie
De kandidaat kan:
1 de tien tijdvakken gebruiken als referentiekader om gebeurtenissen chronologisch te ordenen;

2 de tien tijdvakken plaatsen in de periodes Prehistorie, Oudheid, Middeleeuwen, Vroegmoderne Tijd en Moderne Tijd en deze periodes gebruiken als referentiekader om gebeurtenissen chronologisch te ordenen; (vragen staan in chronologische volgorde en zijn geordend in meerdere tijdvakken of door de tijd heen)

3 uitleggen dat elke ordening van tijd een interpretatie is

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen met ka's en tijdvakken

Slide 10 - Tekstslide

timer
2:00

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

KB/KA is hier essentieel
timer
4:50

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Tijdvak 3
Tijdvak 4
centralisatie 
hofstelsel
Bonifatius
kerstening
gildes
kruistochten
eerste banken
Islam komt op
Karel de Grote
herendiensten
Handel keert terug
stadsrechten

Slide 15 - Sleepvraag

Alle verlichte denkers waren atheïsten.
Waar 
Niet waar
Volgens de verlichting moest de onwetendheid licht brengen in de duisternis van de rede.
Verlichte denkers wilden alles met hun gevoel begrijpen.
De verlichting was een gevolg van de wetenschappelijke revolutie in de 17e eeuw.
De verlichting ontstond in westerse landen.
Verlichte denkers vonden dat God niet meer moest ingrijpen in het leven.

Slide 16 - Sleepvraag

Horen de uitspraken van absolute vorsten of verlichte denkers?
Absolute vorsten
Verlichte denkers
Als bestuurders slecht besturen, moeten ze vervangen worden
Elke staat moet een grondwet hebben
De macht moet verdeeld zijn tussen de regering, het parlement en de rechters
Een koning hoeft zijn besluiten niet uit te leggen
Iedereen moet zich aan de wet houden
Mensen hebben mensenrechten
Koningen hebben hun macht van het volk gekregen
Koningen hebben hun macht van God gekregen

Slide 17 - Sleepvraag

Tijdvak 10
Tijdvak 7
Tijdvak 9
Tijdvak 8
verlichting
Sociale kwestie
hegemonie
Abolitionisme
Wereldoorlog
Atoomoorlog

Slide 18 - Sleepvraag

Tip 2, syllabus blz. 29 e.v.
  • Overzicht van de kenmerkende aspecten (zonder tijdvak)
  • Korte toelichting op de oriëntatiekennis (wat moet je vooral weten?) 
  • Koppeling ka aan historische context

Slide 19 - Tekstslide

Tip 3: Chronologievragen (vaardigheid), blz. 
  • Ordenen van informatie

  • Vaak verwijzing naar een ka of een tijdvak

  • Probeer die verwijzing te vinden

  • Zet ze in de goede volgorde!

Slide 20 - Tekstslide

timer
2:00

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat was verwarrend in deze chronologievraag?

Slide 23 - Open vraag

De syllabus
  • Stofomschrijving examen

  • Namen, jaartallen, ontwikkelingen, onderwerpen, kenmerkende aspecten bij de deelvragen in de syllabus

  • Basis voor het examen en de katernen!

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Tip 4: continuïteit en verandering (blz. 18)
  • Veranderingen: snel, plotseling of juist geleidelijk

  • Continuïteit: onveranderlijk of wat over perioden niet of nauwelijks
      verandert.

  • Herken het verschil, zorg dat je het kunt beschrijven!

  • Voorbeeld aan de hand van een vraag: 

Slide 28 - Tekstslide

De gewesten van de Lage Landen onder Karel V en Filips II kenden een stadhouder.
Dit geldt ook voor de opstandige gewesten en de
Republiek. Er is zowel sprake van continuïteit als
verandering. Leg dit uit: (denk aan de structuur!)
timer
3:50

Slide 29 - Open vraag

Tip 5: Betrouwbaarheid en representativiteit (blz. 13)
Betrouwbaarheid
  • Welk antwoord op de vraagstelling geeft de bron
  • Wanneer gemaakt en met wel doel?
  • Feiten, meningen, objectief, subjectief?
  • Welke bronnen
  • Standplaatsgebondenheid?
  • Ooggetuige?

Slide 30 - Tekstslide

Representativiteit
  • Voor hoeveel mensen geldt de inhoud van de bron?
  • Gehele bevolking, deel van de bevolking, kleine groep, 1 persoon?
  • Wat wordt er precies gevraagd? 

  • Bij het beantwoorden van de vraag: let op de structuur en laat het onderwerp terugkomen (tip 6)

Slide 31 - Tekstslide

timer
4:00

Slide 32 - Tekstslide

Tip 7: de aanpak van de vraag
  • Heb je dit bij de vorige vraag toegepast?

  • Herhaal (de kern) van de vraag in je antwoord (zorg dat het onderwerp duidelijk is)
  • Vergeet je uitleg niet als dit gevraagd wordt: geen uitleg, geen punten
  • Moet je 2 redenen geven, doe dit dan. Schrijf er niet meer op, deze worden niet nagekeken.
  • Als er bij een vraag wordt verwezen naar de bron, gebruik dan de bron in je antwoord. Niet: zie bron. Duidelijk een parafrase, citaat of een beeldelement geven.
  • Moet je iets uitleggen met een zinsdeel, schrijf dat zinsdeel dan uit.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Dit is niet het einde van de wereld!

Slide 35 - Tekstslide

Tips
- Maak een keer een heel examen om te oefenen (bijvoorbeeld die ik heb uitgedeeld). Kost je even zo'n drie uur van je tijd, maar is echt een goede oefening! 
- Weet waarop je antwoord moet geven! Tijdens je examen: goed lezen. Over welke tijd gaat de vraag? Welke eeuw? Wat moet ik doen en noemen (iets politieks? of cultureel? een oorzaak of gevolg? met of zonder bron? met of zonder KA?). Volg de structuur van de vraag in je antwoord, dat maakt nakijken makkelijker (en zo loop je geen punten mis.) 

Slide 36 - Tekstslide

Even praktisch
- Neem een woordenboek mee

- Als je meerdere blaadjes gebruikt (en ja, die kans zit er dik in!) schrijf dan op hoeveel blaadjes je hebt gebruikt. Stel, het zijn er drie. Schrijf bovenaan blad 1 "1/3", op blad 2 "2/3" en op blad 3 "3/3". Waarom niet gewoon 1, 2 en 3? Als een blad kwijtraakt, kunnen we nooit achterhalen hoeveel blaadjes je had. Door het op deze manier te doen, geef je niet alleen aan om welk blad het gaat, maar ook hoeveel blaadjes het in totaal zijn!  :-) 

Slide 37 - Tekstslide

Inhoudelijk
- Zorg ervoor dat je de KA's kan omschrijven en dat je weet welk KA bij welk tijdvak hoort

- Bedenk welke personen, gebeurtenissen, ontwikkelingen en verbanden een HC bepalen

- Leer de jaartallen van de historische contexten (maak tijdbalken, jaartallenlijstjes etc.)

- Let bij het leren op de domeinen (politiek, economisch, cultureel, sociaal) en probeer het op die manier te leren (denk aan vragen als "welke politiek doel had FIlips?", "welke culturele ontwikkeling kenmerkt...?", "welk politiek doel had het Marshallplan?" etc).

Slide 38 - Tekstslide

Inhoudelijk
- Let op! Als je fouten maakt (bijvoorbeeld als je toch gaat opschrijven dat ze in de middeleeuwen allemaal dachten dat de aarde plat was), wordt jouw antwoord fout gerekend, hoe prachtig het ook is. Dus, weet je een antwoord zeker? Ga niet "zomaar van alles opschrijven". Uiteraard is dat wel een goede tactiek als je geen idee hebt. 
- Voorkom "vage antwoorden" (hij wilde macht...), wees concreet! En zorg ervoor dat je altijd iets uitlegt/ toelicht, er een conclusie aan verbindt (dus vraag herhalen, uitleggen + conclusie aan verbinden). Anders maak je geen verband en kun je punten mislopen. 

Slide 39 - Tekstslide

Tot slot
- Je krijgt punten voor wat er staat. Er is geen kans meer om "dat even toe te lichten, want dit bedoelde ik er eigenlijk mee". Er moet, nogmaals, staan wat je bedoelt. Ga het niet afraffelen, je hebt alle tijd. Drie uur is niet extreem veel voor een geschiedenisexamen, maar ik zie ook niet vaak dat leerlingen in tijdnood komen. Maar zorg er nou wel voor dat je antwoord een afgeRONdgeheel is :-). Word ik gelukkig van (en de tweede corrector ook)!

Slide 40 - Tekstslide

2017-2023
Het was me een genoegen!

Slide 41 - Tekstslide

Welke tips heb je nog voor je medeleerlingen?

Slide 42 - Woordweb

Mijn tip: kijk zelf niet na! Ik vertel je straks waarom.
Heeft deze les aan je verwachtingen voldaan? Waarom wel, waarom niet?

Slide 43 - Open vraag