§2 Spelling 1HV bijvoeglijk naamwoord

par. 2 Spelling bijvoeglijk naamwoord
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

par. 2 Spelling bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Noteer drie bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 2 - Open vraag


Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?

  • Je plakt een -e achter het woord: mooi -> mooie (lange vorm)
  • Soms verandert het woord niet: korte vorm
  • Korte vorm gebruik je als (1) het bijv. nw. achter het zelfstandig naamwoord staat -> Dat is huis is prachtig.
  • Korte vorm gebruik je (2) bij de 'een-vorm' van een 'het-woord'
    het mooie meisje -> een mooi meisje
    het heerlijke gerecht -> een heerlijk gerecht




Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Tekstslide


Regels voor de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord:

  • Je plakt een -e achter het woord: mooi -> mooi
  • Verdubbel de laatste letter en zet een -e erachter: knap -> knappe
  • Haal een a, e, o of u weg en zet een -e erachter: groot -> grote
  • Verander de f in een v of de s in een z en zet een -e erachter:
    lief -> lieve, boos -> boze
  • Combinatie van letter weghalen en veranderen:
    gaaf -> gave, weerloos -> weerloze
  • Gebruik een trema als dat nodig is voor de uitspraak: officieel -> officiële



Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Tekstslide



  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden eindigen vaak met -en
    -> ijzeren
    -> gouden
  • Maar let op met moderne & buitenlandse stoffen! Zij krijgen geen extra -e of -en
    -> plastic stoel
    -> carbon frame
    -> corduroy broek





Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Tekstslide


Samen oefenen




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

  1. De (zwaar) wedstrijd werd in Amsterdam gespeeld. 
  2. De (lief) supporters liepen naar het stadion.
  3. Het (snel) schot van Lieke Martens was fantastisch.
  4. Die (individueel) speler maakte het verschil.
  5. De (duur) trofee staat op haar nachtkastje.
  6. Het (weergaloos) seizoen was mooi afgesloten.



Slide 6 - Tekstslide


Samen oefenen




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Antwoorden

  1. De zware wedstrijd werd in Amsterdam gespeeld. 
  2. De lieve supporters liepen naar het stadion.
  3. Het snelle schot van Lieke Martens was fantastisch.
  4. Die individuele speler maakte het verschil.
  5. De dure trofee staat op haar nachtkastje.
  6. Het weergaloze seizoen was mooi afgesloten.



Slide 7 - Tekstslide

Spelling - bijvoeglijk naamwoord
QUIZ 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben (groot) problemen.
A
grote
B
groten
C
groote
D
grootte

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (hout) paaltjes.
A
houte
B
houten

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (polyester) paaltjes.
A
polyesteren
B
polyestere
C
polyester

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen

Slide 16 - Quizvraag