In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Ik zit klaar voor
de les
Mijn spullen liggen op tafel:
Werkboek
pen/ potlood
Laptop
Slide 1 - Tekstslide
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen:
Aan het einde van de les kan je de tekstdoelen benoemen
Aan het einde van de les kan je het tekstdoel bij verschillende tekstsoorten benoemen
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een tekstdoel?
De schrijver wil iets met een tekst bereiken.
Het belangrijkste wat de schrijver met een tekst wilt bereiken
Er zijn verschillende tekstdoelen:
Slide 4 - Tekstslide
Informeren
De schrijver wil dat je iets te weten komt.
Er zijn verschillende teksten om de lezer te informeren.
Dit noem je tekstsoorten. Bijvoorbeeld een nieuwsbericht of schoolboek
Slide 5 - Tekstslide
Instrueren/instructies geven
De schrijver zegt hoe je iets moet doen.
Hiervoor gebruikt de schrijver instructies, zoals : gebruiksaanwijzing of spelregels. Dit zijn voorbeelden van tekstsoorten.
Slide 6 - Tekstslide
Overtuigen
De schrijver wil de lezer overtuigen van zijn mening.
Hij gebruikt hiervoor overtuigende teksten, dit noem je tekstsoorten.
Voorbeeld tekstsoort: bespreking van een boek of een film (recensie)
Slide 7 - Tekstslide
Zo vind je het tekstdoel
Bekijk met wat voor een tekst je te maken hebt.
Lees je bijvoorbeeld een recept of een nieuwsbericht?
Slide 8 - Tekstslide
Tekst en afbeeldingen
Vaak staan er afbeeldingen bij een tekst, zoals foto’s, tekeningen, schema’s, (land)kaartjes en tabellen. Die afbeeldingen staan er met een bepaald doel:
1: De schrijver wil extra informatie geven, zodat de lezer de tekst beter begrijpt. Hij zet bijvoorbeeld informatie uit de tekst overzichtelijk in een schema of tabel. Of hij laat op een landkaartje zien waar de plek ligt die in de tekst genoemd wordt.
2: De schrijver wil de tekst leuker maken. Hij kiest een afbeelding die bij de tekst past en die de aandacht van de lezer trekt.
Zo herken je een tekstdoel:
Informeren:
De schrijver laat je iets nieuws weten. Je krijgt bij een informerende tekst meestal alleen informatie over de inhoud. Dus de schrijver heeft geen mening over onderwerp.
Instrueren:
Gebruikt doe woorden, zoals knip eerst, smeer daarna, plak vervolgens.
Overtuigen:
Schrijft wat hij over iets vindt (mening) en geeft ook aan waarom.
Slide 9 - Tekstslide
timer
5:00
Slide 10 - Tekstslide
Quiz......
Je krijgt een aantal teksten te zien.
Aan jou de vraag: Welk tekstdoel hoort bij de tekst?
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Welk tekstdoel past bij de tekst?
A
overtuigen / mening geven
B
informeren
C
activeren / iets laten doen
D
instrueren / iets leren
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Welk tekstdoel past bij de tekst?
A
activeren / iets laten doen
B
informeren
C
amuseren / vermaken
D
overtuigen / mening geven
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Welk tekstdoel hoort bij de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
instrueren
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
overtuigen
B
activeren
C
uitleggen
D
informeren
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
informeren
B
overhalen
C
instrueren
D
amuseren
Slide 21 - Quizvraag
Werkblad
Wat
Maak het werkblad
Hoe
Je maakt het werkblad zelfstandig
Hulp
Steek bij vragen je hand op
Tijd
Tien minuten
Uitkomst
Je kan tekstdoelen benoemen, voorbeelden hierbij noemen en zelf tekstdoelen en soorten van enkele teksten bepalen.
Klaar
Steek je hand op voor een antwoordenblad
Slide 22 - Tekstslide
Alles op een rijtje:
Tekstdoel
de schrijver wil
voorbeelden van tekstsoorten
informeren
dat je iets te weten komt
schoolboek of een nieuwsbericht in de krant
instrueren
dat je leert hoe je iets moet doen
bij een recept of gebruiksaanwijzing
overtuigen
dat je zijn mening overneemt
bespreking van een boek of film
timer
10:00
Slide 23 - Tekstslide
Even checken:
Ben je in staat zelf het tekstdoel en de tekstsoort van enkele teksten te bepalen?
Kan jij de tekstdoelen benoemen?
Kan jij voorbeelden van teksten bij de tekstdoelen geven?