Verben und Uhrzeiten

Übersetz: jij hebt - jij bent
A
du habst - du bist
B
du hast - du bisst
C
du hast - du bist
D
du habe - du bist
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
DeutschMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Übersetz: jij hebt - jij bent
A
du habst - du bist
B
du hast - du bisst
C
du hast - du bist
D
du habe - du bist

Slide 1 - Quizvraag

hij heeft - jullie hebben
A
er hat - ihr habt
B
er hat - ihr haben
C
er habt - ihr habt
D
er hast - ihr haben

Slide 2 - Quizvraag

Verben(=ww) Gruppe 2 (wohnen, arbeiten, regnen............)

Slide 3 - Woordweb

fahren -

Fahrrad - auf seinem

Slide 4 - Tekstslide

Schreib zu diesem Foto einen korrekten deutschen Satz

Slide 5 - Open vraag

Übersetz: jij geeft - jullie geven
A
du gibst - ihr geben
B
du gibbst - ihr gebt
C
du gibst - ihr gebet
D
du gibst - ihr gebt

Slide 6 - Quizvraag

Buch lesen - Kaffee (m) trinken

Slide 7 - Tekstslide

Schreib einen korrekten Satz zu diesem Foto.

Slide 8 - Open vraag

Übersetz: hij speelt - jij leest - hij rekent - wij zijn - jij werkt - zij slaapt

Slide 9 - Open vraag

Het is kwart over zeven.
A
Es ist Fiertel nach sieben.
B
Es ist Viertel nach sieben.
C
Est ist Viertel nach sieben.
D
Es ist Viertel nach zieben.

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Schreib die Uhrzeit auf

Slide 12 - Open vraag

Op woensdag om kwart over negen.
A
An Mittwoch um Viertel nach neun.
B
Am Mittwoch um viertel nach neun.
C
Am Mitwoch um Viertel nach neun.
D
Am Mittwoch um Viertel nach neun.

Slide 13 - Quizvraag

(Zug (m) - abfahren - 8.15

Slide 14 - Tekstslide

Schreib einen korrekten deutschen Satz zu diesem Foto.

Slide 15 - Open vraag