§ 2.3: Grammaire I (avoir).

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

être

Je suis
Tu es
Il est
Nous sommes
Vous êtes
Ils sont

jij bent

Jullie zijn

hij is

ik ben

zij zijn

wij zijn

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp

être (zijn)

suis

es

est

sommes

êtes

sont

Doel:

Je kunt het werkwoord avoir (hebben) gebruiken.

Les:

- Nakijken: ex 4 t/m 6.

- Uitleg: avoir.

- Zelfstandig werken.

Huiswerk:

mk ex 8 A t/m D.

lr apprendre 1 t/m 3.

Exercice 4 – Vocabulaire

1 sturen

2 een postzegel

3 zonder

4 online zijn

5 tijd

6 een geheugen

7 nieuwste

8 helaas

Exercice 5 - Globaal lezen

1 Quentin en Louane.

2 Hoeveel tijd ze in de vakantie op hun mobieltje zitten en wat ze ermee doen.

Exercice 6 - De tekst begrijpen

1 B,C en D

2 Louane, Quentin

3 a Dan kan hij geen contact houden met zijn vrienden.

 b bijna altijd, want hij zoekt meteen een wifi-punt

 c een wifi-punt

4 vrai: b, c

5 a Tu peux vivre cinq minutes sans ton portable ?

 b Je veux toujours être en ligne.

 c Mes copines veulent toujours avoir le dernier modèle.

6 B

7 Bijvoorbeeld: Volgens mij wel, want hij doet alles online, dus misschien verstuurt hij ook kaarten online

Zelfstandig werken:

- Schrijf je huiswerk in je Plenda:

- mk ex 8A t/m D.

- lr apprendre 1 t/m 3. 

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

avoir (hebben)

Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord

ai

as

a

avons

avez

ont