12 janvier 4h

cours du 12 janvier
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

cours du 12 janvier

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

devoirs pour aujourd'hui
- Apprends voc E (heureux- elles comprennent)
- apprends venir (grammaire 15)
- répète la forme des adjectifs (grammaire 11)
- fais ex E1 & E2 (voca > turquoise)
- fais ex 6A, 6B, 6C (grammaire > vert)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

programme
- Demander devoirs
- apprendre voc E partie 2 & dire (5 min)
- corriger devoirs
- corriger exercices d'écriture voisin
- les adjectifs place 
- parler

venir (komen):
je dis
tu dis
il/elle/on dit
nous diSons
vous diTeS
ils/elles diSent

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

exercice E1
puis = vervolgens, daarna
enfin = uiteindelijk
bref = kortom
ainsi = zo
en plus = bovendien
d'abord = eerst
1. d'abord
2. en plus
3. de plus
4. ainsi
5. enfin
6. bref
exercice E2
1. heureux
2. loin
3. malheureusement, argent
4. riche
5. efficaceS
6. nourriture
7. quelque chose
8. nécessaire
9. pays
10. malheureux
11. quelqu'un
12. près (de)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

exercice 6a
1. bruns
2. gris
3. blanche
4. noir. 
5. bleue
6. vert
7. vieil/vieux
exercice 6c
1. grandes
2. mauvaises
3. difficile
4. gris
5. drôle/marrant
6. bonne
7. belle/jolie
8. nouveaux
9. vieux
10. nouvelle
exercice 6b
1. blonde
2. petite
3. jeune
4. intelligente
5. sportive

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

les adjectifs (place)
  • Normaal gesproken: voor/achter zelfstandig naamwoord

  • één rijtje met uitzonderingen, deze komen er juist voor/achter

  • Beau, bon, joli, 
  • haut ,long, petit
  • jeune, grand, gros
  • vieux, mauvais, nouveau, 
  • premier ... dernier.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

les adjectifs (place)
  • Normaal gesproken: voor/achter zelfstandig naamwoord

  • één rijtje met uitzonderingen, deze komen er juist voor/achter

  • Beau, bon, joli, 
  • haut ,long, petit
  • jeune, grand, gros
  • vieux, mauvais, nouveau, 
  • premier ... dernier.


pratiquer:
fais 6F

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

programme
- Demander devoirs
- apprendre voc E partie 2 & dire (5 min)
- corriger devoirs
- les adjectifs place 
- corriger exercices d'écriture voisin
- parler

venir (komen):
je dis
tu dis
il/elle/on dit
nous diSons
vous diTeS
ils/elles diSent

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nakijken schrijfstukje
S = spellingsfout
V = vocabulairefout > verkeerde woord gekozen of woord mist
W = werkwoordsfout > verkeerde persoon of tijd
A = aanpassingsfout > mannelijk/vrouwelijk/ enkelvoud/meervoud is niet goed aangepast
L = lidwoordsfout > geen of verkeerd lidwoord 
O = opdrachtfout > oopdracht niet goed gevolgd/er mist wat/niet te volgen
NL = niet leesbaar

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

parler
  • Je gaat vertellen wat je ziet (klas, mesen, spullen, buiten,enz)
  • Wat zijn je doelen?
  •    -> schrijf je nieuwe EIGEN doel(en) op 
  •    -> je gaat elkaar feed back geven op deze doelen
  • in tweetallen > spreken
  • 1. wat ging er goed ? 2. Waar ga je de volgende keer op letten?  ---> Schrijf deze twee punten onder je doelen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelddoelen:
1. ik begin met praten zonder Nederlandse woorden, hoeft nog helemaal niet foutloos!
2. Ik kan aan een Fransman overbrengen wat ik wil zeggen, met gebruik van handen, voeten en al het Frans dat ik ken.
3. Mijn uitspraak is goed en anders verbeteren mijn medeleerlingen me daarop.
4. Ik zorg dat ik al mijn werkwoorden vervoeg.
5. Ik kan iets in het Frans overbrengen, na een korte voorbereiding waarbij ik 10 woorden op heb kunnen zoeken.
6. ik praat in hele zinnen, ook al zijn ze niet correct.
7. ik herhaal zoveel mogelijk dingen die ik al weet om mijn gesprek zo vloeiend mogelijk te laten klinken (herhaal de vraag, gebruik zinnen uit het verhaaltje, enz).

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

devoirs
- Apprends voc E (la nourriture- il envoie)
- apprends dire (grammaire 15)
- répète la place des adjectifs (grammaire 12)
- fais ex E3 & E4 (voca > turquoise)
- finis ex 6F (grammaire > vert)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

beau
belle
fâché(e)
rit/ris/...
drôle
surpris(e)
intelligent(e)
malade
peut-être
un escalier

une pizza
un sandwich
une salade
un déjeuner

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

en couples > Kahoot mon/ton/son/etc.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Marie veut aller voir son ami Pierre à Paris en France.
2. Elle décide d'y aller à pied mais elle ne marche pas.
3. Marie voit la policière après le capitaine.
4. Quand Marie voit la policière elle traverse la rue et dit: "Bonjour, Marie!".
5. La policière, le capitaine, l'extraterrestre et le conducteur veulent tous aider Marie.
6. Seulement la soucoupe volante marche bien, la voiture, le train et le bateau ne marchent pas bien.
7. Après le train, Marie saute dans l'eau et nage et nage.
8. Marie est fatiguée parce qu'elle a beaucoup marché.
9. Marie arrive à Paris avec Pierre.
10. La mère de Pierre est désolée, parce que Pierre ne veut pas voir Marie.
corrige les fautes!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

https://www.ortholud.com/conjugaison/passe_simple/texte1.php
répéter les temps verbaux
1. Qu'est-ce que tu as fait, hier soir ? passé composé > j'ai fait
2. Où est-ce que tu habitais quand tu étais petit(e) ? imparfait > j'habitais/étais
3. Qu'est-ce que tu vas faire après l'école, aujourd'hui ? futur proche > je VAIS faire
4. Quand veux-tu finir tes exercices sur Woots ? présent pv + heel ww > je veux finir
5. Si tu pouvais choisir, où voudrais-tu aller en vacances, la semaine prochaine ? > conditionnel > (si je pouvais) je voudrais (met SI-constructie krijg je SI + imparfait, conditionnel)
6. Combien de tests auras-tu dans la semaine des examens de période 2 ? futur simple > j'aurai
7. Comment est-ce que tu es allé(e) à l'école, ce matin. > passé composé met être > je suis allé(e)

ENCORE UNE FOIS LES MÊMES QUESTIONS + RÉPONSES MAIS UTILISE "VOUS" ET "NOUS"

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

la dernière semaine de la période 2

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies