24-3-2021 (3gt3)

Welcome back 3gt3!
Today:



  • Grammar: gerund & could/couldn't
  • Aan de slag!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welcome back 3gt3!
Today:



  • Grammar: gerund & could/couldn't
  • Aan de slag!

Slide 1 - Tekstslide



Aan het einde van de les...
- Begrijp je de 'gerund'
- Kun je could en couldn't toepassen in zinnen
- Heb je goed meegedaan

Slide 2 - Tekstslide

Wat valt je op aan de volgende zinnen?
  • I love singing.
  • I hate swimming so much.
  • I stopped smoking a long time ago.
  • Dancing is my favourite sport!
  • He's fond of running.

Slide 3 - Tekstslide

Wat valt je op aan de volgende zinnen?
  • I love singing.
  • I hate swimming so much.
  • I stopped smoking a long time ago.
  • Dancing is my favourite sport!
  • He's fond of running.

Alle werkwoorden worden hier
gebruikt als zelfstandig naamwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Een 'gerund' (werkwoord + ing) gebruik je als zelfstandig naamwoord. Je gebruikt dit bij drie verschillende situaties:

  1. als onderwerp:

Singing is fun!

Gaming is my favourite hobby.


Slide 5 - Tekstslide

... (to swim) is so boring!
A
To swim
B
Swam
C
Swimming
D
Swim

Slide 6 - Quizvraag

Een 'gerund' (werkwoord + ing) gebruik je als zelfstandig naamwoord. Je gebruikt dit bij drie verschillende situaties:

  1. als onderwerp
  2. na werkwoorden als:

- I love writing stories.
- They stopped seeing each other.
- She started eating healthy foods.
- He enjoys working a lot. 


Slide 7 - Tekstslide

Maak de zin af zodat hij past bij jou:
I hate ....

Let op! Gebruik wel een gerund in de zin.

Slide 8 - Open vraag

Een 'gerund' (werkwoord + ing) gebruik je als zelfstandig naamwoord. Je gebruikt dit bij drie verschillende situaties:

  1. als onderwerp
  2. na bepaalde werkwoorden
  3. na voorzetsels:

- I am fond of dancing.
- She is good at playing tennis.

Voorbeelden voorzetsels
(at, after, by, of, about, on, with, in, for, to, from...)





Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wat betekenen could en couldn't in de volgende zinnen (1)?
- We could go to Italy next year.
- We could go to the new restaurant! I heard they've got great pizza.

- I couldn't do that! I would be way too scared.
- You couldn't run as fast as Jim. He's way faster!

Slide 11 - Tekstslide

Wat betekenen could en couldn't in de volgende zinnen (1)?
- We could go to Italy next year.
We zouden volgend jaar naar Italië kunnen.


- I couldn't do that! I would be way too scared.
Ik zou dat niet kunnen! Ik zou veel te bang zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Wat betekenen could en couldn't in de volgende zinnen (2)?
- I could run faster than Sara when we were 6.
- We could always cheer each other up when we were younger.


- You couldn't even ride a bike when you were 7!
- My mum couldn't go to the cinema yesterday.

Slide 13 - Tekstslide

Wat betekenen could en couldn't in de volgende zinnen (2)?
- I could run faster than Sara when we were 6.
Ik kon sneller rennen dan Sara toen we 6 waren.


- You couldn't even ride a bike when you were 7!
- Je kon niet eens fietsen toen je 7 was!

Slide 14 - Tekstslide

Zou (niet) kunnen

I could help you, but then I want you to pay attention.

You couldn't do that. You're not strong enough.
Kon (niet)

I could play the piano when I was younger.

She couldn't make it in time. She overslept.

Slide 15 - Tekstslide

Do:
Unit 5.2 exercises 14 t/m 18 (als je 10 t/m 13 nog niet af had, doe je die eerst)





Niet af? Huiswerk voor donderdag 25 maart.
Get to work!
Klaar?

  1. Ga aan de slag met ReadTheory

Slide 16 - Tekstslide

Begrijp je de 'gerund'?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Begrijp je could / couldn't?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll