In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Wanneer? Korte actie in het verleden die is afgelopen.
Signaalwoorden: Yesterday, last year, in 1999
+ (positief) ww + ed : visit- visited
- (negatief) didn't + hele ww : visit - didn't visit
? (vraag) did + hele ww: visit- did .. visit?
The most exciting thing ______________ (happen) to me last week.
Wanneer? Langere actie in het verleden
signaalwoorden: When, while & at the same time
+ (positief) was/were + ww + ing: I was eating
- (negatief) wasn't/weren't + ww + ing I wasn't eating
? (vraag) was/were + ww + ing Were you eating?
Vaak moet je dus bepalen wat de langere actie is en wat de korte actie is.
I __________ (call) when the buss ______ (stop).