Etre - avoir - faire - ww--er - klok

Herhaling 
Ik kan de werkwoorden être, avoir, faire,  ww-er in het Frans correct vormen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 
Ik kan de werkwoorden être, avoir, faire,  ww-er in het Frans correct vormen

Slide 1 - Tekstslide

  • zijn
  • hebben
  • doen/maken
  • être
  • avoir
  • faire

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vertaal je het werkwoord 'zijn' in het Frans?

Slide 3 - Open vraag

Hoe vertaal je het werkwoord 'doen/maken' in het Frans?

Slide 4 - Open vraag

Leer onderstaande vormen uit je hoofd

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vertaal je 'wij hebben'?

Slide 6 - Open vraag

Hoe vertaal je 'jullie zijn' en 'u bent'?

Slide 7 - Open vraag

Hoe vertaal je 'zij hebben'?

Slide 8 - Open vraag

Leer de vormen van faire uit je hoofd

Slide 9 - Tekstslide

Hoe zeg je 'jullie doen' in het Frans?

Slide 10 - Open vraag




Het vervoegen van werkwoorden op -er (chanter)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm:
Nous (détester)
A
déteste
B
détestez
C
détestons
D
détestent

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste vorm
Je/J' (aimer)
A
aimons
B
aime
C
aimez
D
aiment

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste vorm
Ils (jouer)
A
jouent
B
jouons
C
jouez
D
joue

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste vorm
Vous (chanter)
A
chantons
B
chantez
C
chante
D
chantent

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste vorm
Le copain (danser)
A
dansons
B
danses
C
dansez
D
danse

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Les heures - half

il est une heure  et demie
il est deux heures et demie
il est trois heures et demie
etc.

Slide 22 - Tekstslide

Les heures - kwart over

il est une heure  et quart
il est deux heures et quart
il est trois heures et quart
etc.

Slide 23 - Tekstslide

Les heures - 5/10/20 over 
il est une heure cinq
il est deux heures dix
il est trois heures vingt
etc.


Slide 24 - Tekstslide

Les heures - kwart voor

il est une heure  moins le quart
il est deux heures moins le quart        
il est trois heures moins le quart
etc.

Slide 25 - Tekstslide

Les heures - 5/10/20 voor 
il est une heure moins cinq
il est deux heures moins dix
il est trois heuremoins vingt
etc.


Slide 26 - Tekstslide

Les heures.
Om te zeggen hoe laat het is gebruik je: Il est .... heures.
Twaalf uur 's middags = midi
Twaalf uur 's nachts = minuit
Kwart over ... = Il est ... heures et quart
Half ... = Il est ... heures et demie
Kwart voor ... = Il est ... heures moins le quart

Slide 27 - Tekstslide

Noteer 6 Franse woorden
die met de klok
te maken hebben

Slide 28 - Woordweb

Il est midi.
A
Het is middag.
B
Het is 12 uur 's middags.
C
Het is tijd.
D
Het is 12 uur 's nachts.

Slide 29 - Quizvraag

Il est huit heures et quart.
A
Het is 8 uur.
B
Het is 10 over 8.
C
Het is kwart over 8.
D
Het is kwart voor 8.

Slide 30 - Quizvraag

Il est cinq heures et demie.
A
Het is half 5.
B
Het is 5 uur.
C
Het is kwart over 5.
D
Het is half 6.

Slide 31 - Quizvraag

Il est trois heures moins 20.
A
Het is 20 over drie.
B
Het is tien voor half 4.
C
Het is 10 over half 3.
D
Het is tien over half 4.

Slide 32 - Quizvraag

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
trois heures dix

Slide 33 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
sept heures et demie

Slide 34 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
kwart over vijf

Slide 35 - Open vraag

Zet de tijden van vroeg naar laat:
(sleep blauw over rood)
deux heures moins dix
deux heures vingt
deux heures moins le quart
deux heures et demie
deux heures cinq

Slide 36 - Sleepvraag

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
minuit moins le quart

Slide 37 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
kwart over 12 's middags

Slide 38 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
10 voor 7 ('s morgens)

Slide 39 - Open vraag

Welke tijd is het vroegst?
A
sept heures dix
B
sept heures moins cinq
C
sept heures vingt
D
sept heures

Slide 40 - Quizvraag

Welke tijd is correct gespeld?
A
Il est trois heure et demie.
B
Il est trois heures et demi.
C
Il est trois heures et demie.
D
Il est trois heurs et demie.

Slide 41 - Quizvraag