week 7, 2m, K4, regelmatige ww + haben/sein

Planung
Rückblick /
Regelmatige werkwoorden
haben und sein

F: Sprechen

Selbständig arbeiten
Dienstag, 11. Februar 2025
Herzlich Willkommen!
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Planung
Rückblick /
Regelmatige werkwoorden
haben und sein

F: Sprechen

Selbständig arbeiten
Dienstag, 11. Februar 2025
Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Klassenregeln
-Respekt (sehr sehr wichtig!!!!!)

- Nicht essen (toch eten = kauwgom krabben)
- Buch und Laptop immer mitbringen
- Handy im Telefonbox
-Kein Toilettenbesuch
- Keine Jacke, Kappe, Kopfhörer usw.

Slide 3 - Tekstslide

Vervoegen van regelmatige werkwoorden en herhaling van de werkwoorden haben en sein.
Hoe moet dat ook alweer?


Hausaufgaben:
Heel paragraaf E staat in je boek!

Slide 4 - Tekstslide

Aufgabe 28

Slide 5 - Tekstslide

De basisuitgangen
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
feesttenten
uitleg

Slide 6 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
spiele
spielt
spielst
spielen
spielt
spielen

Slide 7 - Sleepvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
machen
macht
mache
macht
machen
machst

Slide 8 - Sleepvraag

(kaufen) Ihr _____ solche teuere Sachen.
A
kaufst
B
kaufen
C
kaufet
D
kauft

Slide 9 - Quizvraag

(besuchen) Du ______ die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche

Slide 10 - Quizvraag


(wohnen) Du ______ gerne in
Spanien.
A
wohne
B
wohnt
C
wohnen
D
wohnst

Slide 11 - Quizvraag

Hoe maak je het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden?

Slide 12 - Open vraag

Hij heeft gemaakt.
Er hat _____________. (machen)

Slide 13 - Open vraag

Jij hebt gestuurd.
Du hast ____________. (schicken)

Slide 14 - Open vraag

Dit waren allemaal regelmatige werkwoorden.

Bij regelmatige werkwoorden gebruik je bij het vervoegen de (fe)esttenten regel.

Slide 15 - Tekstslide

Volgende les
Volgende les een oefentoets over het vervoegen van regelmatige werkwoorden.

Zorg dat je een opgeladen laptop bij je hebt.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

2 belangrijke onregelmatige werkwoorden

haben und sein

Bij deze kun je het ezelsbruggetje niet gebruiken.
Deze vervoegingen moet je uit je hoofd leren.

Slide 18 - Tekstslide

haben & sein
ich
habe
bin
du
hast
bist
er / sie / es
hat
ist
wir
haben
sind
ihr
habt
seid
sie / Sie 
haben
sind

Slide 19 - Tekstslide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 20 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 21 - Sleepvraag

(haben ) Wir ... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 22 - Open vraag

(sein) Ich ... jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 23 - Open vraag

(sein) ... Sie schon wieder krank?

Slide 24 - Open vraag

(haben) ... du Zeit für mich?

Slide 25 - Open vraag

Fragen?

Slide 26 - Tekstslide

F: Sprechen
Aufgabe 30, Seite 124 : Aussprache
Aufgabe 33, Seite 125 : Sprachmittel vorbereiten

Slide 27 - Tekstslide

Niet eten! Slokje drinken mag.
Niet door de klas heen blijven lopen.
timer
4:30

Slide 28 - Tekstslide

Selbständig arbeiten
De opdrachten maak je in je schrift of op Seite 138 und 139 im Buch.
Zinnen moeten helemaal uitgeschreven zijn.

Slide 29 - Tekstslide

Selbständig arbeiten
Aufgabe 35, Schrijf 10 volledige zinnen met behulp van de Sprachmittel op Seite 122
Aufgabe 36, Schrijf een antwoord in het Duits op de gestelde vraag.
Aufgabe 38, Vertaal de vraag met het passende antwoord naar het Duits.
Aufgabe 39, Kies 1 van de 4 dieren en beschrijf het dier, noem minimaal 3 eigenschappen. Bijvoorbeeld: groot, klein, ondeugend, lief, zacht enz.
Aufgabe 41, Beschrijf je huisdier, benoem minimaal de 6 punten uit de opdracht. Heb je geen huisdier dan beschrijf je je lievelingsdier.

Ab Seite 126
timer
20:00

Slide 30 - Tekstslide

Ga naar: play.blooket.com

Slide 31 - Tekstslide

Hausaufgaben
Machen:
Aufgabe 35, 36, 38, 39 und 41
Alles moet uitgeschreven zijn!

Lernen:
Grammatica regels!

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide