Paragraaf 1.3: Een verzuilde samenleving DEEL 1

Wat was een oorzaak van verslechterde werk- en leefomstandigheden tijdens de industriële revolutie?
A
Slechte arbeidsomstandigheden en lange werkdagen
B
Minder vraag naar arbeid en kortere werkweken
C
Toename van vrije tijd en betere gezondheidszorg
D
Verbetering van de huisvesting en hogere lonen
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat was een oorzaak van verslechterde werk- en leefomstandigheden tijdens de industriële revolutie?
A
Slechte arbeidsomstandigheden en lange werkdagen
B
Minder vraag naar arbeid en kortere werkweken
C
Toename van vrije tijd en betere gezondheidszorg
D
Verbetering van de huisvesting en hogere lonen

Slide 1 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste verschil tussen de sociaaldemocraten en de communisten?
A
De sociaaldemocraten willen een autoritaire regering.
B
De communisten streven naar geleidelijke hervormingen.
C
De sociaaldemocraten streven naar verandering binnen het kapitalistische systeem.
D
De communisten streven naar samenwerking met de kapitalisten.

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn vakbonden?
A
Gemeenschappen van ambachtslieden.
B
Organisaties die opkomen voor de belangen van werknemers.
C
Verenigingen van de overheidspolitie.
D
Bedrijven die handelen in industriële goederen.

Slide 3 - Quizvraag

Paragraaf 1.3: Een verzuilde samenleving
Aan het einde van de 19e eeuw raakt de samenleving steeds verder verdeeld in vier maatschappelijke groepen. Mensen in Nederland trokken steeds meer toe naar andere burgers met dezelfde (levens)overtuigingen. Er ontstaan uiteindelijk vier zogenaamde ‘zuilen’: de protestanten, de katholieken, de socialisten en de liberalen. 

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 1.3
1.3A: Je kunt uitleggen waarom de katholieken streden voor emancipatie.
1.3B: Je kunt uitleggen wat de schoolstrijd inhield.
1.3C: Je begrijpt waarom en hoe de samenleving verdeeld raakte in vier zuilen / verzuiling.
1.3D: Je kunt uitleggen op welke manier het Caoutchouc-artikel ervoor zorgde dat steeds meer mensen kiesrecht kregen.
1.3E: Je kunt het begrip ‘standplaatsgebondenheid’ aan de hand van een voorbeeld toepassen op de politieke standpunten van de verschillende zuilen.
1.3F: Je kunt in een historische bron een mening van een feit onderscheiden.

Slide 5 - Tekstslide

Verzuiling
  • Samenleving verdeeld in groepen
  • Ieder eigen verenigingen, kranten, vakbonden, omroepen
  • Leefden gescheiden van elkaar!

Protestanten, katholieken, liberalen en socialisten
1.3C

Slide 6 - Tekstslide

Geloof als uitgangspunt
  • Protestanten en katholieken: Politiek en wetten op basis van geloof = Confessionelen (van 'opbiechten')
  • Katholieken: Minder rechten en kansen, streden voor emancipatie (gelijkstelling).
  • Oorsprong: Tachtigjarige Oorlog
1.3A

Slide 7 - Tekstslide

Schoolstrijd
  • Overheid betaalde enkel openbaar onderwijs, geen onderwijs met ‘christelijke deugden’ (Bijzonder Onderwijs)
  • Katholieken en protestanten wilden dit beiden veranderen!
1.3B

Slide 8 - Tekstslide

Kuyper en Schaepman
Protestanten: ARP
  • Leider: Abraham Kuyper
  • Tegen de Franse Revolutie
  • Strijd voor kiesrecht voor een-voudige mensen ('Kleine luyden')
Katholiek: RKSP
  • Leider: Herman Schaepman
  • Vóór emancipatie katholieken
Werken samen in de schoolstrijd!

1.3C

Slide 9 - Tekstslide

Liberalen en socialisten
Liberalen: Rijke burgers/Liberale Unie
  • Leider: Thorbecke
  • Zo min mogelijk overheidsbemoeienis!
Socialisten: Arbeiders/SDAP
  • Leider: Troelstra
  • Sociale wetten via kiesrecht!
  • Overheid moet zich actief bemoeien (met de burgers)
1.3C

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Speelt religie nog steeds een rol in de politiek? Op welke manier?

Slide 12 - Open vraag

Begrijp je dat de liberalen het bijzonder onderwijs niet wilde financieren? Waarom wel / niet?

Slide 13 - Open vraag

Waarom wilde de liberalen dat de overheid zich zo min mogelijk met hen zou bemoeien? En waarom wilde de socialisten dat de overheid zich juist veel met de burgers zou bemoeien?

Slide 14 - Open vraag

Tot welke zuil voel jij je het meest aangetrokken?
Katholieken
Protestanten
Socialisten
Liberalen

Slide 15 - Poll

Aan de slag!
  • Invullen leerdoelen 
  • Maken opdrachten op laptop

  • Afsluiten met controlevragen

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs?
A
Bijzonder onderwijs heeft hogere onderwijskwaliteit
B
Bijzonder onderwijs heeft meer vrije dagen
C
Openbaar onderwijs is niet gebaseerd op religie of levensovertuiging
D
Openbaar onderwijs vereist hogere ouderbijdrage

Slide 17 - Quizvraag

Hoe worden de politici uit de katholieke en protestantse zuil ook wel genoemd?
A
Secularisten
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Nationalisten

Slide 18 - Quizvraag

Van welke politieke stroming was Herman Schaepmann de leider?
A
Communistische Partij Nederland
B
SDAP
C
Liberale Unie
D
RKSP

Slide 19 - Quizvraag