2HV - les 30 lezen luisteren vraagwoorden

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Programa

1. PW U2
2. Video
3. Repaso
4. Palabras interrogativas 
   
5. Leemos
6. Escuchamos

De jongeren geven antwoord op de vraag
'¿Cuántos años tienes?'

Wat betekent deze vraag?

1. Hoe oud ben je?
2. Hoe gaat het met je?
3. Waar woon je?
4. Hoe heet je?

Wat betekent de vraag:

¿De dónde eres?

1. Hoe heet je?
2. Hoe oud ben je?
3. Waar kom je vandaan?
4. Hoe gaat het?

Hoe zeg je in het Spaans...?

Ik heet...

1. Vivo en...
2. Me llamo...
3. Tengo...años.
4. Soy de...

De jongeren geven antwoord op de vraag
'¿Cuántos años tienes?'

Wat betekent deze vraag?

1. Hoe oud ben je?
2. Hoe gaat het met je?
3. Waar woon je?
4. Hoe heet je?

Hoe zeg je in het Spaans...?

Dankjewel!

1. ¡Adiós!
2. ¡Por favor!
3. ¡Hola!
4. ¡Gracias!

PW U2 - woe 30 maart

Lees- luisterfragment (oortjes mee)

voca 2.1 tm 2.3 (N-S )

aanvullende werkwoorden 1-24 (S-N) (roze werkwoordenblad)

regelmatige ww op -ar,- er,-ir

llamarse

vervoegingen + verschil + gebruik ser / estar / hay

vraagwoorden

Klemtoonregels

Bijvoeglijk naamwoorden

Waar zit de klemtoon als:
een woord een accent heeft

1. bij het accent
2. op de laatste lettergreep
3. op de voorlaatste lettergreep

Waar zit de klemtoon als:
het woord eindigt op een klinker, -n of -s?

1. bij het accent
2. Op de laatste lettergreep
3. op de voorlaatste lettergreep

Geef aan hoe het bijv. nw. hoort te staan in deze zin:

La chica (bonito)

1. bonito
2. bonita
3. bonite

Geef aan hoe het bijv. nw. hoort te staan in deze zin:

El chico (inteligente)

1. inteligento
2. inteligenta
3. inteligente

Waar zit de klemtoon als:
het woord eindigt op een medeklinker behalve een -n of -s?

1. bij het accent
2. op de laatste lettergreep
3. op de voorlaatste lettergreep

Waar ligt de klemtoon?

TRABAJAR

1. TRA
2. BA
3. JAR

Waar ligt de klemtoon?

LEJOS

1. LE
2. JOS

Waar ligt de klemtoon?

DERECHA

1. DE
2. RE
3. CHA

Waar ligt de klemtoon?

NÚMERO

1. NÚ
2. ME
3. RO

Een bijvoeglijk naamwoord

1. Is een woord wat iets zegt over een zelfs nw
2. Is een woord wat een hoeveelheid aangeeft
3. Is een woord die de persoon aangeeft

Geef aan hoe het bijv. nw. hoort te staan in deze zin:

Los coches (azul)

1. azul
2. azules
3. azulo
4. azulos

Geef aan hoe het bijv. nw. hoort te staan in deze zin:

La mandarina (naranja)

1. naranja
2. naranjo
3. naranje

00:27

Hoe zeg je in het Spaans...?

Ik heet...

1. Vivo en...
2. Me llamo...
3. Tengo...años.
4. Soy de...

00:41

Wat betekent de vraag:

¿De dónde eres?

1. Hoe heet je?
2. Hoe oud ben je?
3. Waar kom je vandaan?
4. Hoe gaat het?

01:06

Waar of niet waar?

Sonia geeft haar 'número de teléfono' aan Marcos.

1. waar
2. niet waar

01:24

Hoe zeg je in het Spaans...?

Dankjewel!

1. ¡Adiós!
2. ¡Por favor!
3. ¡Hola!
4. ¡Gracias!

01:52

De jongeren geven antwoord op de vraag
'¿Cuántos años tienes?'

Wat betekent deze vraag?

1. Hoe oud ben je?
2. Hoe gaat het met je?
3. Waar woon je?
4. Hoe heet je?

02:43

Je hoorde 4 getallen in het fragment. Combineer de getallen met het Spaanse woord:

uno

seis

cinco

cuatro

1

5

6

4

Hoe zeg je in het Spaans...?

Ik heet...

1. Vivo en...
2. Me llamo...
3. Tengo...años.
4. Soy de...

De jongeren geven antwoord op de vraag
'¿Cuántos años tienes?'

Wat betekent deze vraag?

1. Hoe oud ben je?
2. Hoe gaat het met je?
3. Waar woon je?
4. Hoe heet je?

Hoe zeg je in het Spaans...?

Dankjewel!

1. ¡Adiós!
2. ¡Por favor!
3. ¡Hola!
4. ¡Gracias!

Wat betekent de vraag:

¿De dónde eres?

1. Hoe heet je?
2. Hoe oud ben je?
3. Waar kom je vandaan?
4. Hoe gaat het?

Wat betekent de vraag:

¿De dónde eres?

1. Hoe heet je?
2. Hoe oud ben je?
3. Waar kom je vandaan?
4. Hoe gaat het?

Hoe zeg je in het Spaans...?

Ik heet...

1. Vivo en...
2. Me llamo...
3. Tengo...años.
4. Soy de...

De jongeren geven antwoord op de vraag
'¿Cuántos años tienes?'

Wat betekent deze vraag?

1. Hoe oud ben je?
2. Hoe gaat het met je?
3. Waar woon je?
4. Hoe heet je?

Hoe zeg je in het Spaans...?

Dankjewel!

1. ¡Adiós!
2. ¡Por favor!
3. ¡Hola!
4. ¡Gracias!

De 3 categorieën vraagwoorden

Categorie 1: eenvoudig

¿ Dónde?         Waar

¿A dónde?       Waarheen

¿De dónde?     Waar vandaan

¿ Cuándo?      Wanneer

¿ Cómo?          Hoe

¿ Por qué?      Waarom

Categorie 2

Deze vraagwoorden nemen het geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen over.

   

¿Quién? ¿Quiénes?                  🡪 Wie?

¿Cuánto/a? ¿Cuántos/as?    🡪 Hoeveel?

LET OP!!

Als Cuánto met het werkwoord COSTAR (kosten) wordt gebruikt verandert cuánto niet!!!

Categorie 3:        qué - wat, cuál(es) - wat/welke (bij ww ser)

Qué en cuál = WAT en WELKE

Kies tussen de vraagwoorden: 

qué (2x), dónde (3x), cómo, quién.

1. ¿De ______________ es Shakira? -Es de Colombia.
   
2. ¿ _______________ trabajas? -Trabajo en un banco.
   
3. ¿ _______________ se llama tu compañero de clase? - Se llama Ignacio
   
4. ¿ _______________ vive en Miami? - Es mi hermano Juan
   
5. ¿De ____________ son ustedes? - Somos holandeses, vivimos en Uithoorn.
   
6. ¿A _______________ se dedica tu madre? - Ella es profesora en un instituto.
   
7. ¿_______________ significa saludo? - Hola es un saludo.
   

WB p. 46 - EJ 22

WB p. 46/47 - EJ 23

Luisterfragment

Deberes

af:

document in classroom

leren:

voca 2.1 tm 2.3 N-S

aanvullende werkwoorden 1-24 S-N (roze werkwoordenblad)