MTE Les 6 Pathologie en voorvoegsels

MedTerm 1.1 - Les 6
3
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
fysiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

MedTerm 1.1 - Les 6
3

Slide 1 - Tekstslide

Tijdschema:
Di 19 oktober: VAKANTIE!

Di 26 oktober: géén les MTE
Oefenopdracht in TEAMS

Di 2 november: laatste les MTE
Opdracht: maak een mini-lesje Medische Termen van 5 van 10 minuten (tip: ouderavond)

5 (? check bij je SLB'er) november: casustoets


Slide 2 - Tekstslide

Deze les....
Oefenen pathologie (woorden uit opdracht 5)

Oefenen richtingen








Slide 3 - Tekstslide

Tachypneu =
A
Trage hartslag
B
Hoge zuurstofconcentratie
C
Snelle ademhaling
D
Trage ademhaling

Slide 4 - Quizvraag

Hypotensie
A
Hoge bloeddruk
B
Onregelmatige hartslag
C
Stress door hoge hypotheeklasten
D
Lage bloeddruk

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een pathogeen?
A
Ziekteverschijnsel
B
Ziekteverwekker
C
Medicijn tegen ziekte
D
Afweerreactie tegen ziekte

Slide 6 - Quizvraag

Wat is necrose?
A
Verdoving
B
Afsterven van weefsel
C
Bacteriële infectie
D
Allergische reactie

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent malaise?

Slide 8 - Open vraag

Wat is een contra-indicatie?
A
Reden om een medicijn te geven
B
Reden om een röntgenfoto aan te vragen
C
Reden om een medicijn NIET te geven
D
Bijwerking van een medicijn

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent collaps?
A
Botsing
B
Verkleving
C
Flauwte
D
Samenwerking

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent stenose?
A
Verharding
B
Botvorming
C
Verplaatsing van water
D
Vernauwing

Slide 11 - Quizvraag

Dilatatie =
A
Vernauwing
B
Verstopping
C
Verplaatsing
D
Verwijding

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een trombus?
A
Bloeding
B
Trommelvlies
C
Trilling
D
Bloedstolsel

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een laesie?
A
Letsel
B
Ontspanning
C
Oplossing
D
Oorlel

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent partus?
A
Gedeelte
B
Bijzonder
C
Bevalling
D
Netvlies

Slide 15 - Quizvraag

Wat is Benigne?
A
Kwaadaardig
B
Gebakje
C
Onderbeen
D
Goedaardig

Slide 16 - Quizvraag

Waar ligt je pols ten opzichte van je elleboog?
A
Lateraal
B
Inferior
C
Distaal
D
Craniaal

Slide 17 - Quizvraag

Waar ligt je navel ten opzichte van je tepel?
A
Craniaal
B
Caudaal
C
Lateraal
D
Proximaal

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent dorsaal?
A
Aan de voorkant
B
Dichtbij
C
Aan de kant van de rug
D
Ver weg

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent dexter?
A
Bovenste
B
Onderste
C
Links
D
Rechts

Slide 20 - Quizvraag

Wat is betekenis van tonus?
A
Bloeddruk
B
Spierspanning
C
Traag
D
Hartfrequentie

Slide 21 - Quizvraag

Wat is metabolisme?
A
Bloedvergiftiging
B
Spierspanning
C
Stofwisseling
D
Woekering van bacterien

Slide 22 - Quizvraag

Vervolg:
Di 19 oktober: VAKANTIE!

Di 26 oktober: géén les MTE
Oefenopdracht in TEAMS

Di 2 november: laatste les MTE
Opdracht: maak een mini-les Medische Termen (tip: ouderavond)
Zie opdracht 7 handleiding


Slide 23 - Tekstslide

Casustoets
Medische term wordt gevraagd
-->
Jij geeft de Nederlandse betekenis





Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide