M/H/V 4.1: Welvaart

H4.1: Welvaart
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H4.1: Welvaart

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je weet  wat het bbp/inwoner is.
- Je kunt het verband tussen het bbp/inwoner en de verdeling van de beroepsbevolking uitleggen.
- Je begrijpt dat de armoedegrens verschilt  naar welvaartgraad.
- Je kunt landen op basis van het bbp/inwoner indelen in vier categorieën. 

Slide 2 - Tekstslide

steeds rijker
Levensomstandigheden verbeteren wereldwijd door:
  • verbeterde omstandigheden
  • scholing
  • beter drinkwater
  • vaccinaties

Slide 3 - Tekstslide

Waar meer welvaart?

Slide 4 - Tekstslide

Meten van welvaart
Twee manieren om welvaart te meten zijn:
1.  Het bruto binnenlands product per inwoner (bbp/inwoner) van de bevolking.
2. De verdeling van de beroepsbevolking.


Slide 5 - Tekstslide

1. Bruto Binnenlands Product per inwoner
BBP/inwoner:

Alles wat in één jaar wordt verdiend in een land, gedeeld door het aantal inwoners.

Voorbeeld: In Nederland wonen 17 miljoen mensen. Het totale BBP is 697 miljard euro. Het bbp/hoofd is 697.000.000.000 : 17.000.000 = € 41.000. 

In het Afrikaanse Niger is het bbp/hoofd maar € 725.
Nederland is dus een rijker land (welvarender) dan Niger.

Slide 6 - Tekstslide

Op welke 2 manier kun je de welvaart meten?

Slide 7 - Open vraag

Bruto binnenlands product per hoofd (bbp/hoofd)

Slide 8 - Tekstslide

2. Verdeling beroepsbevolking: 

=  Alle mensen die werken tegen betaling + de werklozen

1. Primaire sector
Landbouw, mijnbouw, visserij
2. Secundaire sector
Industrie, bouw
3. Tertiaire sector
Diensten

Slide 9 - Tekstslide

Hoe hoger de welvaart, hoe meer mensen in de dienstensector werken.

Hoe lager de welvaart, hoe meer mensen in de landbouw werken.

Slide 10 - Tekstslide

                    beroepssectoren
Alle mensen die tegen betaling werken (plus de werklozen) horen bij de beroepsbevolking. De beroepsbevolking is verdeeld in drie sectoren:
  • De primaire sector (landbouw, mijnbouw, visserij)
  • De secundaire sector (industrie, ambacht, bouw)
  • De tertiaire sector (diensten, zoals handel, verkeer en overheidsdiensten)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Beroepsbevolking
Onderverdeeld in sectoren  
Primair
Secundair
Tertiair 

Slide 13 - Tekstslide

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector

Slide 14 - Sleepvraag

Centrum - periferie

Slide 15 - Tekstslide

Centrum of periferie?
A
Centrum
B
Periferie

Slide 16 - Quizvraag

Centrum of periferie?
A
Centrum
B
Periferie

Slide 17 - Quizvraag

1. lage-inkomenslanden
De periferie  (armste landen)

- Veel mensen leven onder of rond de armoedegrens. ($1,90 per dag)
- Veel mensen werken in de primaire sector.
- Productiviteit van de landbouw is laag. 

Slide 18 - Tekstslide

Armoede grens: de grens geeft aan hoeveel geld je elke dag minstens nodig hebt voor eten, wonen en kleding. Hoe hoog de armoedegrens is in een land, hangt af van de prijzen in dat land. 

Slide 19 - Tekstslide

Koopkracht
Hoeveel je in een land kan kopen voor 1 dollar of 1 euro.

India heeft een grotere koopkracht dan Nederland. 

Slide 20 - Tekstslide

2. middeninkomenslanden
De semiperiferie (rol wereldeconomie neemt toe)

- Veel mensen werken in de secundaire sector
- Rol van de land in de wereldeconomie is aanzienlijk.
- Industrie maakt hoogwaardige producten.
- Meer mensen werken in de dienstensector
- Groeiende middenklassen -> consumeert luxeproducten

Slide 21 - Tekstslide

3. Hoge-middenkomenslanden
De semiperiferie (welvaartsniveau ligt hoger dan vorige groep)

- Rol van de land in de wereldeconomie is aanzienlijk.
- Industrie maakt hoogwaardige producten.
- Meer mensen werken in de dienstensector
- Groeiende middenklassen -> consumeert luxeproducten

Slide 22 - Tekstslide

4. Hoge-komenslanden
centrumlanden  (rijkste groep landen)

- Meeste mensen comfortabel leven.
- Productiviteit industrie is hoog vanwege hoge technologie.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

De periferie is afhankelijk van het centrum, maar het centrum niet van de periferie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Periferie
Semi-periferie
Centrum

Slide 26 - Sleepvraag

Semi periferie
Periferie
Centrum

Slide 27 - Sleepvraag

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector

Slide 28 - Sleepvraag

Slide 29 - Video