- je herkent een werkwoord en kunt persoonsvorm, hele werkwoord, voltooid deelwoord en werkwoordelijk gezegde benoemen;
- je kunt een bouwplan van een zin maken;
- je kunt een zin in zinsdelen verdelen;
- KBL: je kunt het onderwerp benoemen en de getalproef toepassen;
- TL: je kunt het lijdend voorwerp van een zin benoemen.