D-toets hfst.3 Groen in de stad promoten

D-toets hfst. 3 Groen in de stad promoten.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
profiel groenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

D-toets hfst. 3 Groen in de stad promoten.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is biodiversiteit?
A
De natuur zorgt voor minder luchtvervuiling.
B
De natuur creëert gelegenheid voor sociale interactie.
C
De natuur nodigt uit tot meer lichaamsbeweging.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een ecoduct en waarvoor dient deze?

Slide 3 - Open vraag

Juist of onjuist?
juist
juist
onjuist
onjuist
Biodiversiteit geeft aan hoeveel verschillende soorten dieren, planten en micro-organismen in een bepaald gebied leven.
Als het aantal plantensoorten toeneemt in een stedelijke omgeving betekent dat dat de biodiversiteit ook stijgt.

Slide 4 - Sleepvraag

Dierlijke producten bevatten belangrijke bouwstoffen. Welke zijn dat?
A
Vitamine B12, ijzer en koper
B
Vitamine B12, eiwitten en koper
C
Vitamine B12, eiwitten en ijzer

Slide 5 - Quizvraag

Waarom wordt melk gepasteuriseerd?
A
Om ziekmakende micro-organismen te doden
B
Om van melk yoghurt te maken
C
Om de yoghurt cultuur te doden.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een productieproces?
A
Opeenvolgende handelingen die leiden tot het maken van een product
B
Opeenvolgende handelingen die leiden tot gereinigde producten

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer worden dieren op bio-logische wijze ver-zorgd en gehouden?
A
Als de boer de dieren goed behandeld
B
Als de boer voldoende voeding, ruimte en aandacht geeft
C
Als de boer zich houdt aan alle kwaliteitseisen van biologische productie

Slide 8 - Quizvraag

Welke delen van de plant zijn eetbaar?
A
Alleen de bladeren van een plant zijn eetbaar
B
Alle delen van de plant zij eetbaar
C
Dat is afhankelijk van de soort plant
D
Alleen de vruchten van de plant zijn eetbaar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is fermenteren?
A
Het proces waarbij aan zuurkool zout wordt toegevoegd
B
Het proces waarbij melkzuurbacteriën zuren omzetten in suikers
C
Het proces waarbij melkzuurbacteriën suikers omzetten in zuren
D
Het proces waarbij plantaardige producten zuur gemaakt worden

Slide 10 - Quizvraag

Hoe komt het dat we onbewust veel suiker binnen krijgen?
A
Omdat suiker gebruikt wordt bij de productie van veel voedingsmiddelen
B
Omdat suiker heel klein is
C
Omdat suiker in bijna alle plantaardige producten zitten
D
Omdat veel producten gefermenteerd worden

Slide 11 - Quizvraag

Wat hoort waar?


pesticiden

sluipwesp
kunstmestkorrels
Biologische teelt
Reguliere teelt

Slide 12 - Sleepvraag

De balans tussen de drie P's is het uitgangspunt van duurzaamheid. Waar staan die drie P's voor? Leg uit.

Slide 13 - Open vraag

Wat is duurzaamheid?
A
Het is een keurmerk
B
Het zegt iets over de kosten van een product
C
Het zegt iets over de levensduur en het productieproces van een product
D
Het zegt iets over hoelang je een product kunt gebruiken.

Slide 14 - Quizvraag

Bij de productie van palmolie worden regenwouden gekapt en de arbeidsomstandigheden zijn slecht. Met welke P's wordt geen rekening gehouden?
A
P van People en de P van Planet
B
P van Planet en de P van Profit
C
P van Profit en de P van People
D
P van People, P van Planet en P van profit

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een keurmerk?
A
Een bewijs dat een product goedgekeurd is en de vereiste kwaliteit heeft
B
Een bewijs dat een product heel lekker is.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is Milieu?

Slide 17 - Open vraag

Hoe komt het dat het milieu vervuild is?
A
Doordat er afvalstoffen en uitlaatgassen worden geproduceerd
B
De planeet kan de afval-stoffen en uitlaatgassen die geproduceerd worden niet meer verwerken.
C
Er wordt steeds meer gereisd en steeds meer producten worden getransporteerd.

Slide 18 - Quizvraag

Waarom is het behoud van de natuur zo belangrijk?
A
De natuur is een onuitputtelijke bron van water en grondstoffen
B
De natuur verwerkt alle afvalstoffen en uitlaatgassen die wij produceren
C
De natuur voorziet in onze belangrijkste basisbehoeften als water, voedsel en zuurstof

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de betekenis van broeikaseffect?
A
Opwarming van de aarde door toename van koolstofdioxide in de lucht.
B
Het telen van groente en fruit in een kas. Dit heeft een goed effect op de groei.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een voedselketen?
A
Reeks van levende wezens die elkaar opeten
B
Voedingsmiddelen die geproduceerd worden.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een ecosysteem?
A
Voedselrelatie tussen dieren
B
Planten en dieren die in een leefgebied wonen en de wisselwerking daartussen.
C
Een systeem van de economie.

Slide 22 - Quizvraag

Maak een voedselketen.

Slide 23 - Open vraag

Juist of onjuist
juist
juist
onjuist
onjuist
Een roofvogel staat bovenaan in de voedselpyramide en is dus een producent.
Planten zijn producenten. Ze staan onderaan in de voedselpiramide.

Slide 24 - Sleepvraag

Hoe heten de organismen die van CO2 en water suiker kunnen maken?
A
Consumenten
B
Producenten
C
Reducenten
D
Schimmels

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een open kringloop? Noem een voorbeeld van een open kringloop.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide