M&N oefenen voor de Repetitie Voortplanting

Oefenen voor de repetitie Voortplanting










taak 1,2,3,4,5,6 en 8
taak 1,2,3,4,5,6 en 8
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefenen voor de repetitie Voortplanting










taak 1,2,3,4,5,6 en 8
taak 1,2,3,4,5,6 en 8

Slide 1 - Tekstslide

Spermacellen zijn kleiner dan eicellen
A
waar
B
niet waa

Slide 2 - Quizvraag

Een baby heeft secundaire geslachtscellen
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Bevruchting vindt plaats in de eileiders
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

aids is een soa
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Een condoom is een hormoon
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Is 'de baard in de keel'een primair geslachtskenmerk?
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn primaire geslachtskenmerken?

A
Kenmerken die vanaf de geboorte aanwezig zijn
B
Kenmerken die ontstaan in de puberteit

Slide 8 - Quizvraag

Welke geslachtscel heeft een staart?
A
een eicel
B
een zaadcel

Slide 9 - Quizvraag

Wat gebeurt er tijdens de bevruchting?
A
Een zaadcel zwemt naar een eicel
B
De bevruchte eicel zit in de baarmoeder
C
Een kern van een eicel en een zaadcel versmelten
D
Een eicel komt vrij uit de eierstok

Slide 10 - Quizvraag

Beschermt de pil tegen een soa?
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Sperma bestaat uit.....
A
zaadcellen en eicellen
B
zaadcellen en vocht
C
eicellen en vocht

Slide 12 - Quizvraag

Een gevoelig gedeelte van het vrouwelijk gelachtsorgaan is....
A
de baarmoeder
B
de eileider
C
de eierstok
D
de clitoris

Slide 13 - Quizvraag

Een gevoelig gedeelte van het mannelijk geslachtsorgaan is...
A
de voorhuid
B
de penis
C
de teelballen
D
de eikel

Slide 14 - Quizvraag

In de puberteit ontstaan secundaire geslachtsorganen ....
A
door hormonen
B
door ouder worden
C
door medicijnen
D
door groeien

Slide 15 - Quizvraag

Waarom wordt het slijmvlies in de baarmoeder dikker?
A
Om ongesteld te worden
B
Om een bevruchte eicel te laten innestelen
C
Om buikpijn te veroorzaken
D
Om een abortus te plegen

Slide 16 - Quizvraag

Zaadcellen hebben een staart en een kop
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Op welke dag van de menstruatie cyclus is een vrouw het meest vruchtbaar?
A
dag 1
B
dag 7
C
dag 14
D
dag 21

Slide 18 - Quizvraag

Dag 1 van de menstruatiecyclus is...
A
de 1e dag van de menstruatie
B
de dag van de ovulatie
C
de dag van de bevruchting
D
de laatste dag van de menstruatie

Slide 19 - Quizvraag

Wat gebeurt er als je geen medicijnen krijgt voor Chlamydia?
A
Je krijgt aids
B
Je kunt onvruchtbaar worden
C
Je krijgt veel pijn
D
Je wordt veel ziek

Slide 20 - Quizvraag


A

Slide 21 - Quizvraag