GZB oefenvragen
1 / 36
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Onder-kant van het hart
Boven-kant van het hart
Boezem
Wat hoort bij het ventrikel?
Kamer
Wat hoort bij het aterium?
Slide 2 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Zuurstofrijk
Zuurstofarm
Venen
Arteriën
Longslagader
Longader
Naar de nieren
Naar de longen
Slide 3 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Tijdens welke fase pompt het hart bloed in de arteriën?
A
Tijdens de systole
B
Tijdens de diastole
C
Zowel tijdens de systole als diastole
D
Dat is verschillend per harthelft
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat alle rode bloedcellen per omloop twee keer door het hart gaan
B
Omdat de bloedsomloop bestaat uit aders en slagaders
C
Omdat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt
D
Omdat het hart zuurstofarm en zuurstofrijk bloed vervoert
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat alle rode bloedcellen per omloop twee keer door het hart gaan
B
Omdat de bloedsomloop bestaat uit aders en slagaders
C
Omdat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt
D
Omdat het hart zuurstofarm en zuurstofrijk bloed vervoert
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke prikkelgeleidingsystemen van het hart ken je en hoe werken ze?
Slide 7 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
In welke ruimte ligt de sinusknoop?
A
In het linker atrium
B
In de linker ventrikel
C
In het rechter atrium
D
In de rechter ventrikel
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De snelheid waarmee de sinusknoop impulsen afgeeft hangt samen met de lichaamsactiviteit
A
Goed
B
Fout
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De juiste volgorde van impulsgeleiding in het hart is...
A
Sinusknoop--> bundel van His --> AV-knoop
B
Bundel van His --> Sinusknoop --> AV-knoop
C
AV-knoop--> Sinusknoop--> bundel van His
D
Sinusknoop--> AV-knoop --> bundel van His
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
In welk gedeelte van het hart is de wand het dikst?
A
Linker aterium
B
Linker ventrikel
C
Rechter aterium
D
Rechter ventrikel
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is hypertrofie van het hart?
Slide 12 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoeveel navelstrengslagaders heeft een navelstreng
A
geen
B
2
C
1
D
3
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarom zijn er aanpassingen nodig in de foetale bloedsomloop
A
Het hart is nog niet sterk genoeg en niet volgroeit
B
Omdat de placenta dit regelt
C
Omdat de longen nog niet zijn ontplooit (verhoogde longweerstand) en nog niet functioneren
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe komt het dat bij de foetus juist de rechter kant zuurstofrijkbloed heeft?
Slide 15 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke twee aanpassingen kent de foetus om de bloedsomloop naar de longen te omzeilen?
A
Ventrikel septumdefect en ductus Botali
B
Foramen ovale en Coarctatio aortae
C
Ventrikel septumdefect en Coarctatio aortae
D
Foramen ovale en ductus Botali
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Arteriën
Vene
Capillairen
Slide 17 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Kenmerken van de venen zijn:
A
Hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
Hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
Lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
Lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Een arterie...
A
Vervoert bloed naar het hart toe
B
Vervoert bloed van het hart weg
C
Vervoert altijd zuurstofrijk bloed
D
Vervoert altijd zuurstofarm bloed
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Kenmerken van de capillairen zijn:
A
Hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich niet in de organen
B
Hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich niet in de organen
C
Lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich in de organen
D
Lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich in de organen
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slagaders
Aders
Naar het hart toe
Van het hart af
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk
Spierwand
Kleppen
Slide 21 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
De bloeddruk is het laagste in
A
Arteriën/ Slagaders
B
Capillairen/Haarvaten
C
Venen/ Aders
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is atherosclerose?
Slide 23 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Hoe noemen we in de medische term etalagebenen?
A
Ulcus Cruris
B
Aneurysma
C
Varices
D
Claudicatio intermittens
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat verstaat met onder Claudicatio intermittens?
Slide 25 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de oorzaak van PAV?
Slide 26 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Waar komt de naam etalagebenen vandaan?
Slide 27 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Claudicatio intermittens past bij
A
chronische veneuze insufficientie
B
chronische arteriele insufficientie
Slide 28 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk onderzoek wordt er gedaan bij patiënten met Claudicatio Intermittens?
A
ECG
B
EEG
C
Doppleronderzoek
D
Bloedonderzoek
Slide 29 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat weet je over trombose?
Slide 30 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn de symptomen van DVT
Slide 31 - Woordweb
Pijn, Zwelling, Warm, Rood, Geen symptomen, Alarmsymptomen, POB, benauwdheid
Waarom kan er van een DVT in de benen een embolie schieten naar de longen? Waarom niet naar bijvoorbeeld de lever?
Slide 32 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn de symptomen van een longembolie?
A
Pijn op de borst en lage hartslag
B
Benauwdheid en lage hartslag
C
Pijn op de borst en benauwdheid
D
Pijn op de borst en hypotensie
Slide 33 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een stenose?
A
Een verdikking
B
Een vernauwing
C
Een uitstulping
D
Een verzwakking
Slide 34 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke twee kleppen ken je?
Slide 35 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer moet een klep vervangen worden
Slide 36 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
