- Onjuist gebruik van argumentatieschema’s: er zit een fout in je redenering:
- Oorzaak-gevolg: Hij zal nooit zijn diploma halen, hij heeft geen internet thuis
- Kenmerk- of eigenschap: Hij is een goede docent want hij kan met kinderen opschieten.
- Voor-nadeel:
- Overdrijven v.e. voor- /nadeel (Je moet veel hardlopen, dan word je 100)
- Vals dilemma (je bent voor of tegen..)
- Voorbeeld: overhaaste generalisatie (1 voorbeeld staat voor alles)
- Vergelijking: verkeerde vergelijking (klopt vgl wel?)
- Beroep op autoriteit: de genoemde autoriteit in arg kan je betwijfelen