bijv. nmw
1 / 26
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
La maison
Slide 2 - Woordweb
Qu'est-ce que c'est? Ecris aussi l'article: le, la, l', les
Slide 3 - Open vraag
Qu'est-ce que c'est? Ecris aussi l'article: le, la, l', les
Slide 4 - Open vraag
Qu'est-ce que c'est? Ecris aussi l'article: le, la, l', les
Slide 5 - Open vraag
Qu'est-ce que c'est? Ecris aussi l'article: le, la, l', les
Slide 6 - Open vraag
Qu'est-ce que c'est? Ecris aussi l'article: le, la, l', les
Slide 7 - Open vraag
Qu'est-ce que c'est? Ecris aussi l'article: le, la, l', les
Slide 8 - Open vraag
le séjour/la salle de séjour
Slide 9 - Woordweb
Slide 10 - Tekstslide
Waar past het bijvoeglijk naamwoord zich aan aan?
A
Bijwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Voorzetsel
D
Lidwoord
Slide 11 - Quizvraag
La fille est ... (grand)
A
Grande
B
Grand
C
Grands
D
Grandes
Slide 12 - Quizvraag
Le garçon est ... (américain)
A
américaine
B
américain
C
américaines
D
américains
Slide 13 - Quizvraag
Les filles sont ... (blond)
A
Blonde
B
Blonds
C
Blondes
D
Blond
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Eerste (féminin - singulier)
A
premier
B
première
C
premiers
D
premières
Slide 16 - Quizvraag
Goed/lekker (masculin - pluriel)
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes
Slide 17 - Quizvraag
Duur (masculin - singulier)
A
Cher
B
Chère
C
Chers
D
Chères
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Voor of achter het ZN?
Beau
Beau
A
Voor
B
Achter
Slide 21 - Quizvraag
Voor of achter het ZN?
Grand
Grand
A
Voor
B
Achter
Slide 22 - Quizvraag
Voor of achter het ZN?
Dangereux
Dangereux
A
Voor
B
Achter
Slide 23 - Quizvraag
Voor of achter het ZN?
Fou
Fou
A
Voor
B
Achter
