2 hv Grammatica woordsoorten - H5(h) en H4 (v) Voegwoorden

havo H5 en vwo H4 - voegwoorden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

havo H5 en vwo H4 - voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Je kan nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat denk jij dat voegwoorden zijn?
A
Voegwoorden verbinden alinea's met elkaar
B
Voegwoorden verbinden woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar
C
Voegwoorden verbinden teksten met elkaar
D
Voegwoorden verwijzen terug naar iets wat eerder genoemd is in een zin

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden (vgw) verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar:
twee woorden:  pizza of hamburger;

twee woordgroepen: de zware training en de spannende wedstrijd;

twee zinnen: {Ruby en Nathalie sparen voor een tent}, want {ze gaan in juli kamperen in de Ardennen}.
{(Als het weer mooi is), willen ze daar twee weken blijven}. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn twee soorten voegwoorden: 
1. Nevenschikkende voegwoorden (ns.vgw) verbinden meestal twee woorden, twee woordgroepen of twee hoofdzinnen.
- {hoofdzin Lars kan goed koken}, maar {hoofdzin zijn zus Jiska bakt er niets van}.
Er zijn vijf nevenschikkende voegwoorden: dus, en, want, of en maar. (DEWOM)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn twee soorten voegwoorden: 
2. Onderschikkende voegwoorden (os.vgw) verbinden meestal een bijzin met een hoofdzin.
– {hoofdzin Pak je een paraplu (bijzin voordat je naar buiten gaat)}?
Er zijn meer onderschikkende voegwoorden, zoals: aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met voegwoorden kun je alleen hele zinnen aan elkaar koppelen.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden
1. Joris loopt altijd naar school, TERWIJL hij een elektrische fiets in de schuur heeft staan.

2. OMDAT Joris slechts 5 minuten hoeft te lopen, heeft hij zijn fiets niet nodig.

3. Joris vindt lopen leuk EN Joris houdt niet van fietsen.

Groen = hoofdzin
Rood = bijzin

Terwijl, omdat en en zijn voegwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Opdracht: Benoem de zin (hoofdzin/bijzin) + onderstreep de voegwoorden en zet erboven of ze onderschikkend of nevenschikkend zijn. 

1. Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was uitgegleden op de trap.

2. Aangezien Piet een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.

3. Niek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoofdzin bijzin VOEGWOORD
1. Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, OMDAT ze plotseling was
 uitgegleden op de trap.

2. AANGEZIEN Joppe een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte 
hij zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.

3. Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, MAAR
 daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 10 - Tekstslide

1. hoofdzin - bijzin. VW = omdat = onderschikkend

2. 
Noteer het voegwoord:
Ik kon je niet whatsappen, want de batterij van mijn mobiel was leeg.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het voegwoord:
Voordat hij naar de tandarts ging, poetste Patrick zijn tanden extra goed.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikkend of onderschikkend?
Ik trek een dikke jas aan, ZODAT ik het niet koud krijg.
A
ns.vgw
B
os.vgw

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikkend of onderschikkend?
Eva doet een dansje, TERWIJL Rick gitaar speelt EN Marieke een liedje zingt.

A
ns.vgw + ns.vgw
B
os.vgw + os.vgw
C
ns.vgw + os.vgw
D
os.vgw + ns.vgw

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten 
havo
maak opdr. 1 tm 5 
p. 158-159
vwo
maak opdr. 1 tm 3 + 5 
p. 126-127

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies