Thema 7 hoofdstuk 3

Engels

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Engels

Slide 1 - Tekstslide

afvalbak
blik
raamwisser
spons
stoffer
vuilniszak
wc-borstel
blinkend
fris
helder
netjes
rubbish bag
squeegee
tidy
toilet brush
waste bin
clear
dustpan
brush
fresh
sponge
shiny

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

Lucy vindt het fijn om vroeg te beginnen met werken
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Hoe maakt Lucy vuile plekken op de vloer schoon

Slide 5 - Open vraag

Waarom werkt Lucy zo snel als ze kan?

Slide 6 - Open vraag

waar is de materiaal wagen van Jim voor?

Slide 7 - Open vraag

Jim gebruikt een handdoek om de vloer nat te maken
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Waar maakt Jim de wc mee schoon?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Werkt Dave al lang als schoonmaker?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Dave begint pas laat met werken. Hij begint om half 7 's avonds
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Dave stelt soms vragen. Aan wie stelt hij die vragen?

Slide 13 - Open vraag

Dave vraagt soms:
Can you tell me what I must clean now?
Wat betekent dat?

Slide 14 - Open vraag

op dinsdag waarschuwde Dave zijn collega Mike. Wat zei hij tegen Mike?

Slide 15 - Open vraag

Waarom waarschuwde hij Mike?

Slide 16 - Open vraag

Wat vindt Dave zo leuk aan schoonmaken?

Slide 17 - Open vraag

Welke titel past het beste bij het verhaal?
A
I am a nice boy.
B
Mrs Young.
C
My job.
D
I can ask a question.

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin past het best bij de foto?
A
You make it wet in the bucket.
B
The cleaning cloths are green.
C
We give you green gloves.

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin past het best bij de foto?
A
Use the cleaning cloth and a bucket.
B
Use the mop and a bucket of water with cleaner.
C
You clean the carpet with this.

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin past het best bij de foto?
A
She can use a toilet brush.
B
She can use a squeegee.
C
She can use a broom.

Slide 21 - Quizvraag