formuleren h2

formuleren h2
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

formuleren h2

Slide 1 - Tekstslide

Welkom A3B!
Ga rustig zitten (oude plattegrond).
Pak je spullen; lesboek en schrift.
Telefoon op stil & in de bak.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Noteer het juiste verwijswoord
1. Deze coalitie doet de komende jaren (zijn/haar) grootste investering in onderwijs, zodat ieder kind weer extra kansen krijgt.

2. De hele oudejaarsavond draait tegenwoordig om dat verschrikkelijke vuurwerk (dat/wat) om 12 uur de lucht in moet.

Slide 4 - Tekstslide

Doel
  • Ik kan fouten met onjuiste verwijswoorden herkennen en verbeteren.

Wat gaan we doen? (50 min.)
  1. startopdracht                           5 min.
  2. voorkennis/uitleg                  5 min.
  3. zelfst. werken                        25 min.
  4. doel bereikt?                            5 min.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

fouten met verwijswoorden
betrekkelijk voornaamwoorden
mannelijk, vrouwelijk, meervoud --> die
onzijdig (enkelvoud) --> dat

persoonlijk voornaamwoorden
meervoud --> zij, ze, hen, hun 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

hen of hun?
Alleen 'hun' als het meewerkend voorwerp is en er geen voorzetsel voor staat.

Het team werd kampioen en de koning gaf hun een onderscheiding. (aan hen) 

Slide 9 - Tekstslide

dat of wat?
Je gebruikt 'wat' als je verwijst naar:
  • de overtreffende trap (het duurste wat ik ooit gekocht heb)
  • onbepaald voornaamwoord (alles wat ik opschreef)
  • hele zin of zinsdeel (veel mensen investeren in bitcoin, wat de banken ernstige zorgen baart)

Slide 10 - Tekstslide

werk alleen
  • Lees de theorie op blz. 66
  • Maak opdracht 1 t/m 5 (huiswerk dinsdag)
  • Klaar? werk aan je boekopdracht/tedtalk
    OFFLINE: puzzel

Kijk thuis na met behulp van de online methode
& stel vragen in de les.
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

doel bereikt?
Kies uit opdracht 1 t/m 5 één zin uit die je het moeilijkst vond & één zin die het makkelijkst was.

Slide 12 - Tekstslide