Herhaling Trede 1

Waar gaat de toets over?

  • Lezen: onderwerp van de tekst, leesdoel / tekstdoel

  • Woordenschat: betekenis van woorden, synoniemen

  • Spelling: hoofdletters, punten, uitroeptekens, vraagtekens


  • Grammatica: werkwoorden herkennen  

  • Grammatica: de- en het-woorden, gebruik van deze/die, dit/dat
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Waar gaat de toets over?

  • Lezen: onderwerp van de tekst, leesdoel / tekstdoel

  • Woordenschat: betekenis van woorden, synoniemen

  • Spelling: hoofdletters, punten, uitroeptekens, vraagtekens


  • Grammatica: werkwoorden herkennen  

  • Grammatica: de- en het-woorden, gebruik van deze/die, dit/dat

Slide 1 - Tekstslide

Trede 8 

Slide 2 - Tekstslide

Het onderwerp van een tekst
  • Kijk naar de titel.
• Kijk naar de afbeeldingen bij de tekst.
• Kijk naar de tussenkopjes.
• Kijk of er woorden zijn die anders gedrukt zijn, bijvoorbeeld vet, schuin, groot of gekleurd.
• Lees het eerste stukje (de eerste alinea) van de tekst. Vaak is dat vetgedrukt.

Geef daarna antwoord op de vraag:
waarover gaat deze tekst?

Slide 3 - Tekstslide

Welke vraag stel je jezelf als je het onderwerp van een tekst wilt vinden?

Slide 4 - Open vraag

Synoniemen
Een ander woord met dezelfde betekenis


Slide 5 - Tekstslide

Welke synoniemen ken je? Noem steeds een set van 2 woorden, bijvoorbeeld: herfst-najaar

Slide 6 - Open vraag

Zij gaf hem een zoen. Hij schrok , omdat hij deze kus niet had verwacht.

Slide 7 - Open vraag

Voorvoegsel

Een voorvoegsel geeft een andere betekenis aan het woord waar je het voor plakt.

Voorbeeld:
Openen = open doen.  Heropenen = opnieuw openen.

Achtervoegsel

Een achtervoegsel geeft een andere betekenis aan het woord waar je het achter plakt.

Voorbeeld:
schoon = mooi -> schoonheid = de eigenschap mooi te zijn

Slide 8 - Tekstslide

Ik wil het papier graag hergebruiken.

Slide 9 - Open vraag

Wij gaan ons huis verbouwen.

Slide 10 - Open vraag

Hoofdletter en leestekens
Hoofdletters:
- eerste woord van een zin
- namen

Punt/uitroepteken/vraagteken:
- einde van elke zin

Slide 11 - Tekstslide

moest ik vandaag naar de tandarts

Slide 12 - Open vraag

ik ga in juli naar amerika

Slide 13 - Open vraag

wist je dat liesbeth in groningen is geboren

Slide 14 - Open vraag

au, dat deed echt pijn

Slide 15 - Open vraag

Werkwoorden
Wat iets of iemand doet of wat er gebeurt.

In een zin staat ten minste één werkwoord. Er zijn ook zinnen met meer werkwoorden

Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen


Slide 16 - Tekstslide

Ik loop naar huis.
A
ik
B
loop
C
naar
D
huis

Slide 17 - Quizvraag

Ik ben verdrietig
A
ik
B
ben
C
verdrietig

Slide 18 - Quizvraag

Ik heb een cadeau gekregen.
A
Ik
B
heb
C
een cadeau
D
gekregen

Slide 19 - Quizvraag

Wij gaan in de pauze naar de kantine
A
gaan
B
in de pauze
C
naar
D
de kantine

Slide 20 - Quizvraag

Mijn huis is erg groot

Slide 21 - Open vraag

De en het woorden
De woorden: deze, die
Het woorden: dit, dat

Slide 22 - Tekstslide

[...] boek dat voor mij ligt.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 23 - Quizvraag

[...] boom is nog ver weg.
A
deze
B
die
C
dat
D
dit

Slide 24 - Quizvraag

Ik woon helemaal in [...] huis
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 25 - Quizvraag

Wat snap ik nog niet van trede 1?

Slide 26 - Open vraag

De toets...
ben ik klaar voor
gaat wel lukken
moet ik nog leren
gaat heel lastig worden

Slide 27 - Poll