In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
herhaling online omgangsvormen
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent: omgangsvormen?
A
Of je er goed uit ziet
B
De manier waarop je met elkaar om gaat
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een online omgangsvorm?
A
handen schudden
B
vriendelijk zijn op whatsapp
C
haatberichten op snap sturen
Slide 3 - Quizvraag
wat is een voordeel van sociale media?
A
Verslavend
B
fake news
C
veel contacten over de hele wereld
D
altijd betrouwbaar nieuws
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een nadeel van sociale media?
A
Veel fake nieuws
B
Teveel met telefoon bezig zijn
C
Cyberpesten
D
Teveel afleiding
Slide 5 - Quizvraag
wat betekend mediawijs?
A
Een plaatje van een uil
B
slimme mensen die de krant lezen
C
verstandig omgaan met de media
D
mensen die geen media gebruiken
Slide 6 - Quizvraag
Ik ben mediawijs als ik...
A
snel kan swipen op mijn mobiel.
B
minstens drie verschillende vormen van sociale media gebruik.
C
alle digitale media veilig en slim kan inzetten.
Slide 7 - Quizvraag
wat is een hype
A
Hype
B
Online Pesten
C
Mediawijs
Slide 8 - Quizvraag
Wanneer is er sprake van verslaving aan sociale media?
A
Als je je slecht kunt concentreren op school.
B
Als je elke avond online gamet met je vrienden
C
Als je slecht in slaap kan komen.
D
Als je elke dag een uurtje besteed aan snap en insta
Slide 9 - Quizvraag
Lieke stuurt Dursun een bericht: "Ik heb een filmpje van jou, als je niet wilt dat ik dat filmpje online zet, kun je mij maar beter 10 euro betalen.". Dit is een voorbeeld van ...
A
bedreiging, dit is strafbaar
B
scoop
C
hype
D
pesten
Slide 10 - Quizvraag
Sleep de juiste uitspraken naar 'pesten' of 'plagen'.
Pesten of plagen?
pesten
plagen
stopt op tijd
kun je om lachen
gaat te lang door
gelijken (niet één de baas)
meerdere tegen één
spontaan
iemand bewust kwetsen
met opzet
niet om te lachen
om te lachen
Slide 11 - Sleepvraag
Wat is auteursrecht?
A
Als iemand iets online zet mag iedereen er mee doen wat hij of zij wil
B
Wat iemand gemaakt heeft en online heeft gezet, is van diegene. Alleen hij/zij mag bepalen wat ermee gebeurt
C
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een hype?
A
Een verhaal in de media dat niet klopt.
B
een voorbeeld van sociale media
C
iets dat in een korte tijd veel aandacht krijgt in de media, iedereen wil het daarna ook
Slide 13 - Quizvraag
Was de crompouce een hype?
A
JA
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Iedereen kan een mediamaker zijn. Wat wordt hiermee bedoeld?
A
Alleen bij de televisie of de radio kun je media maken.
B
Als je een mobiel hebt en je post een video, snap of tweet dan maak je media.
C
Je kunt de eerste zijn die iets belangrijks filmt.