voorbeeld zinnen van het meewerkend voorwerp
- 1 Het meisje geeft de kippen voer.
Aan wie geeft (gezegde) het meisje (onderwerp) voer (lijdendvoorwerp)?
Aan "de kippen" (meewerkend voorwerp)
- 2 De regering geeft het onderwijs extra geld.
Aan wie geeft (gezegde) de regering (onderwerp) extra geld (lijdendvoorwerp)?
Aan "de regering" (meewerkend voorwerp)
-3 Ze hebben de bezoekers bij de opening een leuke verassing gegeven.
Aan wie gaven (gezegde) ze (onderwerp) een leuke verrassing bij de opening
(lijdendvoorwerp)? Aan "de bezoekers" (meewerkendvoorwerp)