Relative Clauses- vh3a/g3a 14-4-2025, CH. 6

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Target!
Aan het einde van deze les ken je de relative clauses ( betrekkelijke bijzinnen) en weet je hoe je ze moet gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Relative clauses

Slide 3 - Tekstslide

DUS
who 
people
which
animals and things
that
people, animals and things
whose
Possessions (of someone/something)
whom
if there is a preposition at the beginning of the clause
Relative clauses 

Slide 4 - Tekstslide

RELATIVE CLAUSES
Betrekkelijke bijzinnen

Slide 5 - Tekstslide

relative clauses
relative clauses are " betrekkelijke bijzinnen".

There are two different kinds of relative clauses:
  • defining relative clause 
  • non-defining relative clauses

Slide 6 - Tekstslide

Relative clauses
Defining relative clauses:  you need them in the sentence for it to make sense. They give you essential information. NO COMMAS!!!
In het Nederlands heet een defining relative clause een beperkende betrekkelijke bijzin.
"Beperkend" betekent hier dat de bijzin de betekenis van het zelfstandig naamwoord beperkt of specificeert.
Het geeft noodzakelijke informatie: zonder deze bijzin weet je niet precies over wie of wat het gaat.
Example 1: The man who fixed my car is very kind.
→ "who fixed my car" vertelt ons welke man. Zonder die info is het onduidelijk over wie het gaat.
Example 2: This is the book that changed my life.
→ "that changed my life" vertelt welk boek mijn leven heeft veranderd.

Slide 7 - Tekstslide

Relative clauses
Non-defining relative clauses: They give extra information, which isn’t absolutely necessary. We use COMMAS to separate them from the rest of the sentence. If you leave this clause out of the sentence than the main clause (hoofdzin) is still logical and makes sense.
In Dutch: niet-beperkende betrekkelijke bijzinnen.

Example 1 My brother, who lives in Paris, is visiting next week.
→ Mijn broer, die in Parijs woont, komt volgende week op bezoek.
De bijzin “who lives in Paris” is extra info. Je weet al over wie het gaat: mijn broer.

Example 2:  This book, which was published in 1999, is still popular.
→ Dit boek, dat in 1999 is uitgegeven, is nog steeds populair.



Slide 8 - Tekstslide

Relative clauses
no commas:


Je kunt that weglaten: 
  • als het het voorwerp van de betrekkelijke bijzin is.
  • als het gevolgd wordt door een voornaamwoord ( naam, of ik, jij, hij....)
This is the house that Jack built. 

Slide 9 - Tekstslide

Defining relative clauses give us...
A
Extra information
B
Essential information

Slide 10 - Quizvraag

Non-defining relative clauses give us...
A
Extra information
B
Essential information

Slide 11 - Quizvraag

Is this sentence correct?
This sport, that was invented two years ago, is becoming very popular.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 12 - Quizvraag

The village in .........I lived had really changed
A
that
B
which
C
whom
D
who

Slide 13 - Quizvraag

Is this sentence correct?
Nadal, whose uncle was a football player, won Wimbledon in 2010.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 14 - Quizvraag

Sarah's dog,.... is still young, always likes to play with a ball
A
who
B
which
C
whom
D
whose

Slide 15 - Quizvraag

Our new table, ... is made of recycled wood, looks great!
A
that
B
who
C
which
D
whose

Slide 16 - Quizvraag


Xander's best friend,... is older than he is, works as a teacher
A
who
B
that
C
whom
D
which

Slide 17 - Quizvraag

The man ... car was stolen was on the news
A
which
B
whose
C
that
D
who

Slide 18 - Quizvraag

She worked for a man ______ used to be an athlete.

Slide 19 - Open vraag

We broke the computer ______ belonged to my father.

Slide 20 - Open vraag

That fat man is the man for _______ Max works.

Slide 21 - Open vraag

He is the one _______ wife ran naked across the football field.

Slide 22 - Open vraag

Kurt Vonnegut, _______ was one of America's best writers, was also a very good painter.

Slide 23 - Open vraag

Get to work!
CH6!
 E (writing & grammar) ex 28,29
P. 124 + 125 = Homework for next class

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide