3. Werkwoorden op -ER & Bijvoeglijk naamwoord

Bonjour
mes enfants de HAVO 3

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Bonjour
mes enfants de HAVO 3

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

WERKWOORDEN OP -ER & BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
Quel est le programme aujourd'hui' 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de stam van het werkwoord
habiter
A
habite
B
habites
C
habit
D
habi

Slide 4 - Quizvraag

Werkwoorden op ER
Tu regard...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 5 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist vorm?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.

Slide 6 - Quizvraag

Werkwoorden op ER
Elle regard...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoorden op ER
Nous trouv...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 8 - Quizvraag

werkwoorden op - er
Je ... (danser)
A
danse
B
danses
C
dansez
D
dansent

Slide 9 - Quizvraag

werkwoorden op -er
Ils ... (détester)
A
déteste
B
détestons
C
détestez
D
détestent

Slide 10 - Quizvraag

Werkwoorden op ER
Elles cherch...
A
e
B
es
C
ons
D
ent

Slide 11 - Quizvraag

het er werkwoord
het er werkwoord

Slide 12 - Tekstslide

Ik begrijp de werkwoorden op -er
A
Helemaal!
B
Helemaal niet!
C
Een beetje
D
Bijna helemaal.

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 14 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le lit est grand.
B
Le lit est grande.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Monique est très sportive
B
Monique est très sportifs
C
Monique est très sportif
D
Monique est très sportives

Slide 16 - Quizvraag

Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord ?
A
beau
B
petit
C
qui
D
grand

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte une robe bleue.
B
Elle porte une robe bleus.

Slide 18 - Quizvraag

Welk bijvoeglijk naamwoord is vrouwelijk enkelvoud?
A
belle
B
beau
C
sportif
D
gros

Slide 19 - Quizvraag

Reglematige werkwoorden op -er

Je .................... (chercher)
A
cherchez
B
cherches
C
cherchent
D
cherche

Slide 20 - Quizvraag

Werkwoorden op -er
Wat doe je als EERST in het stappenplan om de goede uitgang te vinden voor een werkwoord?
(2 antwoorden invullen)
A
Je vult de uitgang bij de goede persoon in.
B
Je haalt -er van het werkwoord af.
C
Je schrijft op wat goed klinkt.
D
Je kijkt wat het hele werkwoord is.

Slide 21 - Quizvraag

Hoe maak je een bijvoeglijk naamwoord 'meervoud' ?
A
er hoeft niks achter
B
met een extra -s of -es
C
met een extra -e
D
met een extra -i

Slide 22 - Quizvraag

Wat is NIET de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle est une grande fan
B
J' ai passé une bonne soirée
C
C' est une petit chambre
D
c'est la nouvelle marque

Slide 23 - Quizvraag

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures vertes.
B
Elle porte les chaussures vert.

Slide 24 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord is een woord ...
A
waar je de, het, een voor kunt zetten
B
dat een handeling laat zien (werkwoordsvorm)
C
dat iets zegt over het zelfstandig naamwoord
D
Een woord waar je 'aan' of 'voor' kunt zetten

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?
A
Dat zijn namen van mensen, dieren of dingen.
B
Dat zegt iets over zelfstandige naamwoorden.
C
Dat is een werkwoord.

Slide 26 - Quizvraag

Welk werkwoord hoort NIET bij de regelmatige werkwoorden op -er?
A
habiter
B
aimer
C
aller
D
regarder

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
(Alyssa is een meisje)
A
Alyssa est très heureux
B
Alyssa est très heureus
C
Alyssa est très heureuse
D
Alyssa est très heureuxs

Slide 28 - Quizvraag

Ik geef mezelf dit cijfer voor MEEDOEN in deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Les devoirs
B: oefeningen 8 tot en met 10 p. 24-27 
C: oefeningen 12 en 13 p. 28, 29.
D: oefeningen 15 et 16 p. 30, 31.
Apprendre ( leren ): voca B p. 48 GEBRUIK SLIM STAMPEN
Maak in de les de lees LessonUp, zie link in Som.
EN BLIJF OEFENEN MET DE WERKWOORDEN :)

Slide 30 - Tekstslide