Herhaling unité 4: grammaire 2 (p.c. met etre)

BONJOUR ET BIENVENUE
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BONJOUR ET BIENVENUE
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Tekstslide

Plattegrond
Jazlynn
Trish
Romy
Kiki
Lina
Anna
Joël
Nick
Perla
Shania
Diego
Jelle
Sèna
Dione
Rafa
Kyano
Elise
Salma
Tessa
Fien
Femke
Leona
Nguyen
Hafsa
Aman
Thijmen
Docent

Slide 2 - Tekstslide

la tâche de début
Je mag in tweetallen overleggen.
Trouvez les erreurs: (vind de fouten)

  • Nous sommes partie en vacances.
  • Elle est resté au camping.
  • Mes parents sont sorti en ville. 


timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Aujourd'hui

Programme:
  • La tâche de début
  • Lessonup: Passé composé met etre
  • Au travail + nabespreken
  • Blooket

Slide 4 - Tekstslide

Prenez ton chromebook
Log in sur lessonup.app.

Gebruik je eigen naam.



Slide 5 - Tekstslide

Passé composé
Pers.vnw
Hulp.ww
Volt.dw
J' (ik)
ai
dansé
Tu (jij)
as
dansé
Il/elle/on (hij/zij/wij)
a
dansé
nous (wij)
avons
dansé
Vous (jullie/u)
avez
dansé
Ils/elles (zij)
ont
dansé
Ik heb gedanst.
Verleden tijd: passé composé 
Passé composé

Slide 6 - Tekstslide

Vertaal:
Zij heeft gedaan (faire)
A
Elle a fairé
B
Elle a fait
C
Elles ont fait
D
Elles ont fairé

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal:
Jullie hebben gezongen.

Slide 8 - Open vraag

Passé composé met être of avoir?

Slide 9 - Tekstslide

Als je een passé composé met être hebt...
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkel
voud
-
Je suis tombé
e
Je suis tombée
Meer
voud
s
Ils sont tombés
es
Elles sont tombées
Je suis tombé(e)
Tu es tombé(e)
Il est tombé
Elle est tombée
Nous sommes tombé(e)s
vous êtes tombé(e)(s)
Ils sont tombés
Elles sont tombées

Slide 10 - Tekstslide

Passé composé:
zij is vertrokken (partir)
A
elle est partie
B
elle est parti
C
elle a partie
D
elle a parti

Slide 11 - Quizvraag

Il est _____ l'escalier (monter)
A
monté
B
montés
C
montée
D
montées

Slide 12 - Quizvraag

Mes enfants ______ (tomber)
A
sont tombés
B
avons tombés
C
sont tombées
D
sont tombé

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal: Mijn zus is gegaan

Slide 14 - Open vraag

Au travail !
Wat?
Werkblad
Met wie en hoe?
- Je mag samenwerken
Klaar?
- Inleveren einde v.d. les
- je mag gaan
Tijd?

Tip:
Kijk op pagina 
22
Klaar? 
- Vocabulaire leren
apprendre 1 t/m 4 unité 4 (p.34/36)
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Klassikaal nakijken

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link