WEEK 14 2 th hv herh unité 3

Bienvenue!

klas 2c en 2d zitten volgens de plattegrond


1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue!

klas 2c en 2d zitten volgens de plattegrond


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

aujourd'hui
- absents
- herh unité 3
- 2e les presentaties quiz
- demain tout commence

Slide 3 - Tekstslide

les absents
Tu habites où? J'habite à Meppel/Rouveen/Staphorst/Klooster/Hamingen/Steenwijk/Koekangerveld/

Tu as quel âge? J'ai ..... ans
Tu as des frères ou des soeurs? J'ai 1 soeur / J'ai 2 frères. etc.
Tu aimes quel genre de film? J'aime ........
C'est quel jour aujourd'hui? C'est ..........
C'est quelle date aujourd'hui? C'est le 30 mars/avril etc

Slide 4 - Tekstslide

unité 3
Wat moet je kennen en kunnen?

Learnbeat week 15
leer de voorbeelden in je boek /aantekeningen van grammaire appr 3 en 5

Slide 5 - Tekstslide

voca
appr 4 6 en 8 F-N en N-F
je kent ook de lidwoorden

Slide 6 - Tekstslide

quiz unité 3

Slide 7 - Tekstslide

vertaal:
de halsband

Slide 8 - Open vraag

vertaal:
la queue

Slide 9 - Open vraag

appr 3
Het werkwoord mettre

présent en passé composé
(2C tl-alleen présent)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Vous ........................... du sucre dans mon café? PC!

Slide 12 - Open vraag

Wat is de juiste vorm van mettre? présent - Nous.......
A
mettons
B
avons mis
C
mettez
D
avez mis

Slide 13 - Quizvraag

Nu jullie: Sleep de juiste vorm van mettre in de présent naar de juiste persoonsvorm.
Mettre: présent

Je

Tu
Il
Nous
Vous
Ils
mets
mettons
mettent
met
mets
mettez

Slide 14 - Sleepvraag

Wat is de juiste vorm van mettre? présent - Jean ........ ses jeans.
A
mets
B
met
C
mettez
D
a mis

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van mettre?
PC - Marianne ........ ses jeans.
A
as mis
B
met
C
mets
D
a mis

Slide 16 - Quizvraag

appr 5 
Het bijvoeglijk naamwoord
De voorbeelden uit je boek kunnen in de toets gevraagd worden!

Slide 17 - Tekstslide

Welke zin is correct?
A
C'est un bon film intéressant.
B
C'est un film bon intéressant.
C
C'est un bon intéressant film.

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Elle a un vieux livre.
B
Elle a un vieille livre.
C
Elle a un livre vieux.
D
Elle a un livre vieille.

Slide 19 - Quizvraag

appr 10 meervoudsvormen
De voorbeelden in je boek kunnen gevraagd worden.

2C: 2TL hoeft appr 10 niet te leren.

Slide 20 - Tekstslide

Hoe maak je een meervoudsvorm? De algemene regel..... Geef een voorbeeld.

Slide 21 - Open vraag

Zet de hele zin in meervoud:
La fille est folle.
Begin de zin met een hoofdletter en eindig met een punt.

Slide 22 - Open vraag

Geef de meervoudsvorm:
le cadeau

Slide 23 - Open vraag

Geef de meervoudsvorm van le bus.

Slide 24 - Open vraag

dernière question

Slide 25 - Tekstslide

Geef de juiste vorm van charmant.
Les filles sont ....................

Slide 26 - Open vraag

lire
tekst en vragen

Slide 27 - Tekstslide

Ik weet wat ik moet kunnen en kennen voor de toets van unité 3.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

zelfstandig werken
Maak zelfstandig de overige opdrachten in Learnbeat ter voorbereiding op de toets.

Slide 29 - Tekstslide

demain tout commence

Slide 30 - Tekstslide

bijv nw die ervóór komen
joli - leuk, bijv. une jolie fille
grand - groot ,  bijv. un grand homme
petit - klein
bon- goed
beau - mooi
nouveau - nieuw
vieux - oud

Slide 31 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord dat bij een vrouwelijk woord hoort, krijgt een extra ...
A
e
B
s

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Un pantalon rouge.           -->           Une robe rouge.

Un garçon français.          -->           Deux garçons français.
  • Geen extra -e, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -e.
  • Geen extra -s, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -s of een -x.

Slide 34 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
Elle a une ___ jupe.
A
joli
B
jolie

Slide 35 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
La série est ___.
A
intéressant
B
intéressante

Slide 36 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Je mange une petite pomme.
B
Je mange une petite pommes.
C
Je mange une pomme petite.

Slide 37 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
C'est une ___ actrice.
A
grand
B
grande

Slide 38 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Voilà cent chiens noires.
B
Voilà cent chiens noir.
C
Voilà cent chiens noirs.
D
Voilà cent noirs chiens.

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
Elle a deux chats ___ .
A
noirs
B
noir
C
noires
D
noire

Slide 41 - Quizvraag

Le sac est
A
nouveau
B
nouvelle

Slide 42 - Quizvraag

dernière question....

Slide 43 - Tekstslide

La grand-mère est...
A
vieille
B
vieux
C
vieuxe

Slide 44 - Quizvraag

bijzondere vormen , appr 5 in je boek, uit je hoofd leren
                            mannelijk            vrouwelijk
oud:                   vieux -                 vieille
nieuw:              nouveau-           nouvelle
mooi:                beau -                  belle
wit:                    blanc-                  blanche
gek:                   fou -                     folle
lang:                  long-                     longue

Slide 45 - Tekstslide

video bijzondere vormen
Wat is de basisregel voor het maken van meervoudsvormen?

In de video ook enkele afwijkende meervoudsvormen.

Slide 46 - Tekstslide

zelfstandig werken
Maak de opdrachten die klaarstaan in Learnbeat.
Gebruik appr 5 en 10 uit je boek om de opdrachten goed te maken.


Klaar? Leer de woordjes van apprendre 8

Slide 47 - Tekstslide

L’objet est carré avec beaucoup de points. C'est un petit objet.On joue des jeux comme Monopoly et "ne t’en fait pas" avec l’objet. opdracht 4.7C reconstruire

Slide 48 - Open vraag

?? Devinez.....
L’objet est carré avec beaucoup de points.
C'est un petit objet.
On joue des jeux comme Monopoly et "ne t’en fait pas"avec l’objet.
opdracht 4,7C reconstruire


Slide 49 - Tekstslide

devoirs volgende les
leren apprendre 8
leren: de bijvoeglijke naamwoorden

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide