Sprachdorf 24-25

Sprachdorf
Am Montag den 9. Dezember wirst du 
ein Sprachdorf besuchen.
Du besuchst ein Restaurant, eine Bahnhofshalle, 
eine Polizeiwache, eine Diskothek (Jugendtreff) und
eine Touristeninformation.
Das Sprachdorf ist in 'Köln'. 

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Sprachdorf
Am Montag den 9. Dezember wirst du 
ein Sprachdorf besuchen.
Du besuchst ein Restaurant, eine Bahnhofshalle, 
eine Polizeiwache, eine Diskothek (Jugendtreff) und
eine Touristeninformation.
Das Sprachdorf ist in 'Köln'. 

Slide 1 - Tekstslide

Was wird von dir erwartet?
Je kunt de vragen die jou gesteld worden beantwoorden in hele zinnen.
Je hebt door, wanneer er een fout wordt gemaakt en daarop reageren.
Je kunt aangeven dat je iets niet hebt verstaan en om herhaling vragen.
Je kent enkele beleefdheidsvormen om een gesprek te beginnen en af te sluiten.

Er wordt geen perfectie verwacht. De beoordelaars weten dat je net iets meer dan 2 jaar Duits hebt gehad. Het gaat er vooral om dat je initiatief toont.
Voor elke situatie is te voorspellen wat je in grote lijnen moet doen:
eten bestellen - een treinkaartje kopen - aangifte doen - informatie over Keulen vragen - over jezelf praten en een afspraak maken 

Slide 2 - Tekstslide

Beurteilung
Taaldorp beoordeling


5 x g = 8
1 x v + 4 x g = 7,5
2 x v + 3 x g = 7
3 x v + 2 x g = 6,5
4 x v + 1 x g = 6,3
5 x v = 6
1 x m = -1/2 punt
1 x o = -1 punt
Per positieve opmerking over een aspect van taalgebruik of inhoud een half punt erbij.
Zo kun je dus een 10 halen. 
Let op: elke categorie telt 1x mee: dus staat er 5x goede uitspraak, dan telt dat als 1x
een half punt erbij.
Je krijgt je beoordeling direct na elke gesprek.




















Slide 3 - Tekstslide

Im Restaurant
welche Sätze und Wörter
kennst du schon?
Schreibe mindestens sechs.
Benutze eventuell dein Buch.

Slide 4 - Woordweb

Welche Frage passt zu welcher Antwort?
Ja gerne.
Nein, noch einen Moment bitte.
Ich bin allergisch gegen Nüsse.
Dort, neben der Treppe.

Slide 5 - Sleepvraag

Ihr kommt bei einem Restaurant.
Was ist die logische Reihenfolge?
erstens
zweitens
drittens
viertens

Slide 6 - Sleepvraag

Aussprache: erst selber sprechen, dann hören, dann nachsprechen.
Ich nehme den italienischen Salat.
Für mich die Pizza Normal.
Ich möchte die Pizza Vegetarisch.
Ich nehme Käsespatzle mit Zwiebelschmalz.
Für mich (den) Apfelstrudel mit Vanillesoße.
Für mich (den) Jägerschnitzel mit Spätzle.

Slide 7 - Tekstslide

Komplimente und Beschwerden
Beschwerde: es ist nicht gut, eine Klage. "Ich habe eine Beschwerde."
Schüler eins fragt.


Wie schmeckt deine Suppe?
Wie schmeckt dein Salat?
Wie schmeckt deine Pizza?
Wie schmeckt dein Jägerschnitzel?
Wie schmeckt dein Apfelstrudel?





Schüler zwei gibt Komplimente, oder beschwert sich

                      

                herrlich! Möchtest du auch ein Stück?
Er / Sie ist köstlich! Möchtest du mal probieren?
                super!
                zu salz, ich frage eine Neue. Entschuldigung!
                lecker, aber ich möchte mehr Sahne. Entschuldigung!
                herrlich, aber die Portion ist mir zu groß.
               
                
        
Entschuldigung: du willst, dass die Bedienung kommt.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Welche Wörter und Sätze sind Synonyme?
Haben Sie sich entschieden?
Die Rechnung bitte.
Brauchen Sie noch etwas?
Ich nehme
Was möchten Sie bestellen?
Haben Sie schon gewählt?
Zahlen bitte.
Ist alles nach Wunsch?

Sie wünschen?

Ich möchte

Slide 10 - Sleepvraag

Im Bahnhof
welche Sätze und Wörter
kennst du schon?
Schreibe mindestens sechs.
Verwende eventuell dein Buch.

Slide 11 - Woordweb

Im Bahnhof: Formen des Nahverkehrs
mit dem Bus
mit der S-Bahn
mit der U-Bahn
mit dem Zug
mit der Straßenbahn

Slide 12 - Sleepvraag

das Gleis
der Bahnsteig
der Fahrplan
das Gepäck

Slide 13 - Sleepvraag

Du sitzt im Zug
und hörst folgende Ansage.

Du bist verspätet weil:
Ansage
A
die Türen nicht schließen.
B
Der Zug wartet auf andere Fahrgäste.

Slide 14 - Quizvraag

Warum hält der Zug?


Ansage
A
Du bist beim nächsten Bahnhof.
B
Dieser stopp ist nicht nach Plan. Ein Auto steht auf dem Gleis.
C
Dieser Stopp ist nicht geplant. Die Ursache ist unbekannt.

Slide 15 - Quizvraag

Was wird von den Reisenden gefragt?
Antworte auf Niederländisch.
Ansage

Slide 16 - Open vraag

Die Uhrzeiten
D

Darum werdet ihr hier die Uhrzeiten lernen.
Analog und digital.

Slide 17 - Tekstslide

Wechselspiel

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Im Jugendtreff
Sorge dafür, dass die Initiative zum Sprechen bei dir liegt.

Slide 20 - Tekstslide

Im Klub

Slide 21 - Tekstslide

In der Polizeiwache.
Welche Sätze und Wörter
kennst du schon?
Schreibe mindestens sechs.
Verwende eventuell dein Buch.

Slide 22 - Woordweb

Was wurde gestohlen?

Slide 23 - Sleepvraag

Wann wurde es gestohlen?
Vor einer halben Stunde.
Vor zehn Minuten.
Vor einer Viertelstunde.

Slide 24 - Sleepvraag

Schreibe auf Deutsch: een half uur geleden

Slide 25 - Open vraag

Schreibe auf Deutsch: een kwartier geleden

Slide 26 - Open vraag

Schreibe auf Deutsch: tien minuten geleden

Slide 27 - Open vraag

Schreibe auf Deutsch: het is tien minuten geleden gebeurd (passieren)

Slide 28 - Open vraag

Wo ist es passiert?
In dem Bahnhof.
Vor dem Bahnhof.
Auf dem Bahnsteig.
In dem Zug.

Slide 29 - Sleepvraag

Können Sie den Täter beschreiben?

Slide 30 - Sleepvraag

Rollenspiel: Täterbeschreibung
Beschreibe mit Hilfe von Seite 75 im Buch
einige Schüler aus deiner Klasse von Kopf bis Fuß.

Slide 31 - Tekstslide

1
1. Luister goed naar de geboortedatum. Kun je jouw                geboortedatum in het Duits zeggen?

2. Gebruik de postcode van school: 1091 VG.

3. Datum der Tat: Der 9. Dezember (dag van het taaldorp)

4. Zeitraum: tussen hoe laat en hoe laat is het gebeurd?
    Wanneer ben je in het taaldorp?
    Noem een tijd die hier in valt, bijvoorbeeld:
    Zwischen 10:30 und 11:00 Uhr.

5. Hier vertel je in de verleden en/of voltooide tijd wat er          gebeurd is. Zie pagina 76 in het boek.
    Zorg dat je minimaal kent:
    ich war - ich hatte - ich wollte - es passierte - ich ging -        ich bemerkte - das habe ich habe gemacht
     
     
   










2
3
4
5

Slide 32 - Tekstslide

Rollenspiel: Diebstahlanzeige
SchülerIn 1
SchülerIn 2
Doe aangifte van een gestolen rugtas. 
Hier zat een mobiel, portemonnee en een regenjas in.

In de portemonnee zat ongeveer 50 Euro, je bankpasjes en je ID-kaart.

Je hebt de dader gezien, beschrijf deze zo uitgebreid mogelijk.

Vraag om een kopie van het aangifteformulier voor de verzekering.
Gebruik het aangifteformulier op pagina 77/78 in het boek om je vragen te stellen.

Vraag of het slachtoffer zijn/haar bankpas geblokkeerd heeft. Zo niet, dan moet hij/zij dit zo snel mogelijk doen.

Zeg dat de kans (die Chance / die Wahrscheinlichkeit) klein is dat de tas nog gevonden wordt.


Slide 33 - Tekstslide

In der Touristeninformation.
Welche Sätze und Wörter
kennst du schon?
Schreibe mindestens sechs.
Verwende eventuell dein Buch.

Slide 34 - Woordweb

Wie komme ich ...
hippe wijk
zur Einkaufsstraße?
zum Hotel?
zum Dom?
zum Bahnhof?
zum Trendviertel?

Slide 35 - Sleepvraag

zu = naar gebouwen
zum = naar der- of das-gebouwen
zu dem = zum

der Bahnhof = zum Bahnhof
der Dom = zum Dom
das Hotel = zum Hotel
das Trendviertel = zum Trendviertel
das Museum = zum Museum
der Supermarkt = zum Supermarkt
der Park = zum Park
das Kino = zum Kino

zum komt het meest voor dus daar op
gokken!
zur = naar die-gebouwen
zu der = zur

die Apotheke = zur Apotheke
die Schule = zur Schule
die Einkaufsstraße = zur Einkaufsstraße
die Stadtmitte = zur Stadtmitte



Aan de eindletter hoor je of je zur moet gebruiken.

Slide 36 - Tekstslide

Maak de vraag af m.b.v. het plaatje
Wie komme ich ...

Slide 37 - Open vraag


Wie komme ich ...

Slide 38 - Open vraag


Wie komme ich ...

Slide 39 - Open vraag


Wie komme ich ...

Slide 40 - Open vraag


Wie komme ich ...
(ß schrijven als ss)

Slide 41 - Open vraag

Sie gehen geradeaus.
Gehen Sie an die Kirche vorbei.
Nehmen Sie die zweite Straße links.
Gehen Sie die Hügel hinauf.

Slide 42 - Sleepvraag

Biegen Sie links ab.
Gehen Sie über den Platz.
Überqueren Sie an der Ampel.
Überqueren Sie die Brücke.

Slide 43 - Sleepvraag

Aussprache

1) Klicke auf die blauen Tasten um die Aussprache von dem Satz zu hören.
2) Spreche den Satz dann nach.






Gehen Sie geradeaus.
Gehen Sie bis zur Kreuzung.
Überqueren Sie an der Ampel.
Überqueren Sie die Brücke.
Gehen Sie an der Kirche vorbei.

Slide 44 - Tekstslide

Rollenspiel: weiderhole die Wegbeschreibung.
Bij de Touristeninfo moet je de uitgelegde weg kunnen herhalen. 
Dus goed luisteren!
SchülerIn 1 Liest vor
SchülerIn 2: wiederholt ohne zu spicken.
Benutze eventuell die Karte.
Gehen Sie geradeaus. Dann die zweite Straße links. Bei der Apotheke biegen Sie rechts ab und nehmen dann die erste Straße links. Es ist das zweite Gebäude auf der linken Seite.

Schülerin 2: wiederholt ohne zu spicken.
Benutze eventuell die Karte.
SchülerIn 2: liest vor
Nach dem Restaurant biegen Sie links ab und gehen bis zur ersten Kreuzung. Dort biegen Sie rechts ab. Gehen Sie geradeaus bis ans Ende. Gehen Sie über die Straße und Sie sind da. Es ist gleich gegenüber von der Kirche.

Slide 45 - Tekstslide

Rollenspiel
Tourist
Touristeninformation
Je hebt de trein gemist. Vraag of er vandaag nog een trein naar Amsterdam gaat.
Helaas, morgen rijdt de eerste trein om 9:30.
Vraag of er een hotel in de buurt van het station is. 
Je wilt een éénpersoonskamer met ontbijt.
Er is geen hotel vrij in de buurt van het station, wel in de binnenstad. In de Schillerstraße. 50 Euro per nacht.
Vraag hoe je naar de Schillerstraße komt.
Leg de weg uit, gebruik in ieder geval: oversteken, tot de kruising, 500 meter rechtdoor.
Herhaal de routebeschrijving of vat hem kort samen en vraag hoe lang het duurt.
Vraag of de toerist verder nog vragen heeft.
Vraag welke restaurants aan te bevelen zijn.
Zeg dat het Italiaanse en het Griekse restaurant erg goed zijn. Vraag of je tafel moet reserveren.
Een reservering is niet nodig. Vraag of de medewerker het hotel wil reserveren. 
Vraag de voor- en achternaam en het paspoort voor een kopie. Bevestig de reservering.
Bedank voor de informatie.
Graag gedaan.
verpassen - ich habe ... verpasst
leider
Also, ich gehe erst .... dann... und dann ...
können Sie mir empfehlen?
Gern geschehen / Keine Ursache.

Slide 46 - Tekstslide