Vragen over Reinaert en de middeleeuwen

Isengrijn beklaagt zich over Reinaert. Welke beschuldiging wordt niet door Isengrijn geuit?
A
Reinaert deelt zijn buit niet volgens afspraak met de wolf.
B
Reinaert heeft zijn vrouw verkracht.
C
Reinaert heeft zijn kinderen blind gemaakt.
D
Reinaert pest en slaat de wolf.
1 / 39
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Isengrijn beklaagt zich over Reinaert. Welke beschuldiging wordt niet door Isengrijn geuit?
A
Reinaert deelt zijn buit niet volgens afspraak met de wolf.
B
Reinaert heeft zijn vrouw verkracht.
C
Reinaert heeft zijn kinderen blind gemaakt.
D
Reinaert pest en slaat de wolf.

Slide 1 - Quizvraag

Van den vos Reynaerde is een ...
A
sprookje
B
parabel
C
ridderroman
D
satire

Slide 2 - Quizvraag

Er komen meerder boodschappers om Reynaerde op te halen. Hoeveel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quizvraag

Uit welke periode komt 'Van den Vos Reynaerde' ongeveer?
A
11e eeuw
B
12e eeuw
C
13e eeuw
D
14e eeuw

Slide 4 - Quizvraag

Wie is de schrijver van 'Van den Vos Reynaerde'?
A
die is onbekend
B
Willem
C
Diederik van Assenede
D
Hendrik van Veldeke

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het bekendste Nederlandse werk uit de middeleeuwen?
A
Van den vos Reynaerde
B
Karel ende Elegast
C
Beatrijs
D
Mariken van Nieumeghen

Slide 6 - Quizvraag

Wie was géén personage in Reynaert de Vos?
A
Ritsert
B
Koning Nobel
C
Isengrijn
D
Cuwaert

Slide 7 - Quizvraag

Welke drie dieren dagen Reynaert?
A
Tybeert, Grimbeert en Cantecleer
B
Nobel, Bruun en Tybeert
C
Bruun, Nobel en Cantecleer
D
Bruun, Tybeert en Grimbeert

Slide 8 - Quizvraag

Bruun de beer, Tybeert de kater...
Welk figuur komt er niet voor in 'Reynaert de Vos'?
A
Ysegrijn de wolf
B
Grimbeert de das
C
Simba de leeuw
D
Nobel de leeuw

Slide 9 - Quizvraag

Wie zien we hier NIET?
A
Bruun
B
Reinaert
C
Cuwaert
D
Tibeert

Slide 10 - Quizvraag

Welke uitspraak over Reinaert is het meest van toepassing?
A
Reinaert is niet echt slecht, want hij biecht en gaat op pelgrimstocht.
B
Reinaert is een vrolijk type, hij haalt graag grappen uit.
C
Reinaert is een schurk die de zwakke plek van zijn tegenstanders kent.
D
Reinaert is door en door slecht en reageert impulsief op wat hem overkomt.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is waar?
A
Hersinde is verkracht
B
Hersinde is getrouwd met Reinaert
C
Hersinde is de geliefde van Reinaert
D
Hersinde is de vrouw van de koning

Slide 12 - Quizvraag

Waarom kan Reinaert volgens eigen zeggen niet met de koning meegaan om Kriekepitte, de plek waar de schat begraven is, aan te wijzen?
A
Een koning mag niet vergezeld worden door een misdadiger.
B
Reinaert is in de ban geslagen.
C
Reinaert moet op pelgrimstocht.
D
Reinaert moet terug naar vrouw en kinderen.

Slide 13 - Quizvraag

Welke uitspraak over het begin van het verhaal klopt helemaal?
A
Het is Pasen, er wordt een hofdag gehouden en Reinaert is aanwezig.
B
Het is Pasen, er wordt een rechtszitting gehouden en Reinaert is afwezig.
C
Het is Pinksteren, er wordt een rechtszitting gehouden en Reinaert is ziek thuis.
D
Het is Pinksteren, er wordt een hofdag gehouden en Reinaert is afwezig.

Slide 14 - Quizvraag

Op welke feestdag is de hofdag in Reinaert de Vos?
A
Pinksteren
B
Pasen
C
Kerstmis
D
Hemelvaart

Slide 15 - Quizvraag


Welke straf krijgt Reinaert?
A
doodstraf door stokslagen
B
levenslange gevangenisstraf
C
pelgrimstocht
D
doodstraf door ophanging

Slide 16 - Quizvraag

Waarom kan Reinaert volgens eigen zeggen niet met de koning meegaan om Kriekepitte, de plek waar de schat begraven is, aan te wijzen?
A
Een koning mag niet vergezeld worden door een misdadiger.
B
Reinaert is in de ban gedaan.
C
Reinaert moet op pelgrimstocht.
D
Reinaert moet terug naar vrouw en kinderen.

Slide 17 - Quizvraag

Wat gebeurt er met Grimbeert als hij Reinaert ophaalt?
A
Onderweg naar het hof, eet Grimbeert snel een vette haan op, omdat Reinaert hem ertoe verleidt.
B
Onderweg naar het hof, eet Reinaert nog snel een vette haan op, terwijl hij dit niet meer zou doen.
C
Reinaert lokt Grimbeert in de val, maar Grimbeert ontstnapt en bereikt eerder het hof.
D
Reinaert sluit Grimbeert op in zijn huis en vertrekt alleen naar het hof.

Slide 18 - Quizvraag

Wat gebeurt er met Grimbeert als hij Reinaert ophaalt?
A
Onderweg naar het hof, eet Grimbeert nog snel een vette haan op.
B
Onderweg naar het hof, eet hij nog snel een vette haan op.
C
Reinaert lokt Grimbeert in de val en vertrekt alleen naar het hof.
D
Reinaert sluit Grimbeert op in zijn huis en vertrekt naar het hof.

Slide 19 - Quizvraag

Wat gebeurt er met Bruun als hij Reinaert ophaalt?
A
Door hebzucht naar honing wordt hij gestoken door honderden bijen
B
Reinaert heeft een val gezet. Door hebzucht naar honing komt hij klem te zitten
C
Reinaert heeft een val gezet. Bruun trapt in een muizenval
D
Bruun wordt overgoten met honing. Honderden bijen steken hem dan

Slide 20 - Quizvraag

Wat krijgt Reinaert op zijn pelgrimstocht niet mee?
A
een tas
B
een evangelielezing
C
een paar schoenen
D
een voorraad voedsel

Slide 21 - Quizvraag

Hoe vaak wordt Reinaert de Vos gedagvaard, voordat hij komt?
A
bij de eerste keer
B
bij de tweede keer
C
bij de derde keer
D
bij de vierde keer

Slide 22 - Quizvraag

Het verhaal van Reinaert de Vos is een parodie. Wat is een parodie?
A
dierenverhaal
B
verhaal in de middeleeuwen
C
spottende nabootsing
D
verhaal over leugens en bedrog

Slide 23 - Quizvraag

Aan wie heeft Reinaert de grootste hekel?
A
Isengrin de wolf
B
Koning Nobel
C
Grimbeert de das
D
de mensen in het dierenverhaal

Slide 24 - Quizvraag

Twee welpjes zijn blind geworden door Reinaert de Vos. Wat heeft hij gedaan?
A
de ogen uitgestoken
B
de ogen uitgeschoten
C
in de ogen gepiest
D
zo laten schrikken dat ze blind werden

Slide 25 - Quizvraag

Welk woord past niet bij de volgende eigenschappen van mensen die in het dierverhaal Reinaert de vos worden gehekeld : bloeddorstigheid, naïviteit, egoїsme, medelijden, hebzucht, lafheid, overmoed, materialisme, normloosheid?
A
medelijden
B
overmoed
C
materialisme
D
normloosheid

Slide 26 - Quizvraag

Hoe reageert Grimbeert op de opbiechting van Reinaert?
A
Hij is boos en verlaat hem
B
Hij neemt hem gevangen
C
Hij laat hem boete doen door stokslagen
D
Hij laat hem bidden voor genade

Slide 27 - Quizvraag

Welke eigenschap van Bruun leidt er uiteindelijk toe dat hij in de problemen komt?
A
Hij is goedgelovig en kan daarom niet inschatten wat Reinaert van plan is.
B
Hij is achterdochtig en luistert niet naar het advies van Reinaert om matig te zijn,
C
Hij kan zich niet beheersen en stopt kop en poten in de boom om bij de honing te komen.
D
Hij is sterk en gevaarlijk en daarom gaan de mensen hem te lijf.

Slide 28 - Quizvraag

Waarom luistert Reinaert wel naar de derde dagvaarding en gaat hij wel zonder slag of stoot mee?
A
Hij voelt schuld voor zijn vossenstreken
B
Zijn vrouw zegt dat het moet
C
Na 3 keer wordt hij ter dood veroordeeld
D
Grimbeert overtuigt hem

Slide 29 - Quizvraag

Welk antwoord hoort niet bij de standenmaatschappij?
A
Adel
B
Geestelijkheid
C
Dieren
D
Boeren

Slide 30 - Quizvraag

Welk antwoord is geen kenmerk van middeleeuwse literatuur?
A
De belerende functie
B
Geschreven ter ontspanning
C
Lange teksten

Slide 31 - Quizvraag

Wat zijn troubadours?

Slide 32 - Open vraag

Welk kenmerk zie je NIET terug in veel middeleeuwse verhalen?
A
Middeleeuwse verhalen zijn op rijm.
B
Middeleeuwse verhalen werden voorgelezen.
C
Middeleeuwse verhalen zijn origineel.

Slide 33 - Quizvraag

Het verhaal Karel ende Elegast wordt gerekend tot de Karelepiek. Noem twee kenmerken van verhalen die behoren tot de Karelepiek.

Slide 34 - Open vraag

Juist of onjuist: "Verhalen die tot de Karelepiek behoren, zijn ridderromans."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Juist of onjuist: "De Karelepiek gaat terug op de chansons de gestes (letterlijk: heldenliederen)."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Juist of onjuist: "Het verhaal Vanden vos Reynaerde kan gezien worden als een parodie (een spottende nabootsing van een verhaal/film."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Wat wordt er bekritiseerd in Vanden vos Reynaerde? Noem twee aspecten.

Slide 38 - Open vraag

Einde! Hoe vond je het gaan?
Dit was:
A
een makkie!
B
best te doen.
C
lastig!

Slide 39 - Quizvraag