§5.1 Kenmerken van de industriële samenleving

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

§5.1 Kenmerken van de industriële samenleving

kenmerkende aspect: de industriële revolutie en de opkomst van emancipatiebewegingen

Lesdoelen

Je kan uitleggen:

• Wat de Industriële Revolutie is
• Waardoor industrie kon groeien
• Waar de industriële samenleving ontstond
• wat de kenmerken van een industriële samenleving zijn

Waar denk je aan
bij industrie?

Steden

De meeste mensen woonden

Reizen gebeurde

In straten van steden

waren

[..............................]

werden

[..............................]

op het

[..............................]

in een

[..............................]

meestal

[..............................]

meer met de

[..............................]

was het 's nachts

[..............................]

was

[..............................]

In 1800

In 1900

Plaats de woorden op de juiste plek in de tabel.

Denk logisch na.

klein

groot

platteland

stad

te voet

trein

pikdonker

verlichting

De industriële revolutie

Tot 1800 werd bijna alles met de hand gemaakt

Vanaf 1800 werd steeds meer met machines gemaakt

Deze ontwikkeling noemen we ook wel de industriële revolutie

Voorbeeld voor 1800

Aan het spinnewiel

Voorbeeld na 1800

Aan de machine

Revolutie is meestal grote veranderingen in een korte periode zoals bij de Amerikaanse & Franse revolutie. De industriële duurt een eeuw. Waarom noemen we dit toch een revolutie?

Water en stoom

De industriële revolutie begon in Groot-Brittannië

De eerste machines werden aangedreven met waterraderen

Later werd gebruikgemaakt van stoommachines

Hiermee kon 24/7 gewerkt worden op grote schaal (nachtdiensten)

De Engelsman James Watt wordt gezien als de uitvinder van de stoommachine, maar eigenlijk heeft hij ontwerpen van anderen sterk verbeterd.

De eerste "fabrieken" werden aangedreven met waterraderen. Noem hiervan 2 nadelen.

Filmpje

De stoommachine

Voorwaarden voor groei

Om de groei mogelijk te maken zijn wat dingen nodig:

Energiebronnen

Alles en iedereen moet aangedreven worden. In eerste instantie met water, maar later ook bijvoorbeeld steenkool, gas en elektriciteit

Grondstoffen

Om spullen te maken heb je grondstoffen nodig. Deze kwamen deel uit Europa, deels uit koloniën.

Zeer veel geld

Een fabriek beginnen is niet goedkoop. Hiervoor was dus veel geld (kapitaal) nodig. In het begin kwam dit geld meestal van rijke kooplieden en banken.

€

Arbeidskrachten

Er moeten natuurlijk mensen zijn om de machines te bedienen. Je hebt dus genoeg arbeiders nodig. Dit kwam goed uit, want rond 1800 steeg de wereldbevolking gigantisch hard (door alle uitvindingen).

Welke grondstof was nodig voor de productie van kleding?

1. wol
2. katoen
3. leer
4. viscose

Waar kwamen de grondstoffen voor de Britse Industrie vandaan?

1. Amerika en India
2. India en Afrika
3. Amerika en Afrika
4. Afrika en Indonesië

wat heb je voor materialen nodig om een stoommachine te maken en te laten draaien?

Nieuwe producten

Trein

Elektrisch licht

Kunstmest

Telefoon

Industriële samenleving

Door de revolutie veranderde de samenleving

Sommige banen verdwenen, sommige ontstonden

Mensen die in een fabriek werkten, gingen in de buurt wonen

Zo ontstonden industriële steden, waar de meeste mensen woonden

De relatieve afstanden werden kleiner (sneller vervoer)

Een klassensamenleving ontstond: inkomen en opleiding bepalen positie in de samenleving

 (in plaats van je geboorte bij een standen-samenleving)

klassensamenleving

ondernemers en succesvolle middenstanders / arbeiders konden 'hoger op komen'  : sociale mobiliteit

Bedenk een beroep dat ontstaan is door de Industriële Revolutie

Filmpje

De industriële samenleving

0

Sleep de kenmerken naar de juiste samenleving

Industriële samenleving

Landbouw samenleving

In steden zijn handel en nijverheid belangrijk

In steden zijn industrie en diensten belangrijk

Meer dan de helft van de bevolking woont in de stad

Meer dan de helft van de bevolking woont op het platteland

Resumé

Pak je schrift

Schrijf voor jezelf op (of bedenk 4 vragen over) wat we deze les besproken hebben

Wie, Wat, Waarom, Wanneer

Huiswerk

Maken van 5.1 opdrachten

1 b t/m f, 2,3,6, 7