spelling oefenen

Spelling 
Oefenen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Spelling 
Oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Welke spelling is juist?

Ik ... moe van spelling.
A
wordt
B
wort
C
word
D
werdt

Slide 2 - Quizvraag

Waar kloppen de leestekens?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 3 - Quizvraag



Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin heeft alle leestekens goed?
A
Ga jij smorgens nog naar vakwerktijd?
B
Ga jij 's morgens nog naar vakwerktijd.
C
Ga jij 's morgens nog naar vakwerktijd?
D
Ga jij s' morgens nog naar vakwerktijd?

Slide 5 - Quizvraag


Wat is de juiste spelling?

A
niveaus
B
niveau's

Slide 6 - Quizvraag

Welke spelling is goed ?
                        Wat is de correcte spelling?
A
ekseem
B
exeem
C
eczeem
D
exseem

Slide 7 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Volkskrant
B
volkskrant

Slide 8 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
titanic
B
Titanic

Slide 9 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci

Slide 10 - Quizvraag

Kloppen de leestekens?
A
Sanne zegt: Mijn fiets staat nog op school.
B
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school.'
C
Sanne zegt, 'Mijn fiets staat nog op school'
D
Sanne zegt 'Mijn fiets staat nog op school.'

Slide 11 - Quizvraag