Ch 3 cours 1 En route 08 01 2024

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

nous sommes quel jour aujourd'hui ?

1. aujourd'hui, nous sommes lundi.
2. aujourd'hui, nous sommes jeudi.
3. aujourd'hui, nous sommes samedi.
4. aujourd'hui, nous sommes mardi.

vervoer om te reizen

-met de trein

- met de auto

- met de bus

- met de boot

- met het vliegtuig

- met de motor

- met de fiets

- lopend/ te voet

transport pour voyager

- en train

- en voiture

- en bus

- en bateau

- en avion

- à moto

- à vélo

- à pied

voyager comment?

- met de trein

- met de auto

- met de bus

- met de boot

- met het vliegtuig

- met de motor

- met de fiets

- lopend/ te voet

la famille

• les français      la vie de famille
  
• changements dans la vie de famille
  
• prénoms les plus populaires:
  

Léo, Gabriel, Raphaël, Arthur, Louis

Jade, Emma, Louise, Mia, Alice

famille

Combinez les mois

décembre

janvier

mai

juin

mars

avril

février

août

juillet

La nouvelle année

pasen=Pâques

mei

juli

Saint Nicolas

maart

februari

juni

augustus 

Noël= kerst

Donc, per exemple,

Il est le dix-huit juin.

C'est quand, ton anniversaire?

C'est le .........

quel nombre n'est pas correct:

1. trente
2. quarante
3. cinquante
4. sixante

wat moet '60' dan wel zijn volgens jou ?

de eerste en laatste keer

1. la première et deuxième fois
2. la unième et deuxième fois
3. la première et dernière fois
4. la unième et dernière fois

quel est le deuxième jour de la semaine?

1. dimanche
2. mardi
3. mercredi
4. samedi

tu connais le verbe 'gaan'?

aller

Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle

nous

vous

ils/elles

tu

je

allons

vont

vais

allez

vas

va

en français:
'ik ga' en ' wij gaan'

1. tu vas , nous vasons
2. je alles , nous allons
3. je vais, nous allons
4. tu alles, nous vaisons

FAIRE : Combineer blauw met rood

wij doen

zij doet

jij doet

ik doe

jullie doen

zij doen

nous faisons

je fais

ils font

tu fais

elle fait

vous faites

Il fait froid

De auto

wij horen

1. nous descendons
2. nous entendons
3. on aide

vanwege

over een uur

Wat is een aller-retour?

réponds à la question:
comment s'appelle ton père et quel âge a-t-il ?

Wat kun je je nog herinneren van de woordvolgorde in het frans?

L'ordre des mots

Kijk eens goed: 

 Hier ma soeur    a écrit      une lettre      à ma mère 

 Demain  je    vais faire    mes devoirs      à l'école

Wat valt je op? 

Voorbeelden:

- Nous sommes en vacances en France.

- Nous sommes allés en vacances en France.

- Nous allons aller en vacances en France.

- Nous irons en vacances en France

- Nous avons voulu aller en vacances en France ?

- 

Wat komt er na het gezegde?

1. Nous avons donné des cadeaux à nos amis
2. Le prof va enseigner les maths à ses élèves
3. Le guide raconte l'histoire du monument historique au touriste
4. Le chien a apporté la balle à son maître

Kijk eens naar begin en einde

1. Vanavond, heeft Eva geen cadeau aan haar broer gegeven

    Ce soir, Eva  n' a pas donné un cadeau à son frère.

2.  Ik kan volgende week niet naar school gaan

      La semaine prochaine je ne peux pas aller à l'école

Standaard zinsvolgorde Frans

bepalingen van plaats/tijd - Onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd

Woordvolgorde Frans: ontkennende zin

De ontkenning staat altijd om het eerste ww heen!

1. Vanavond, heeft Eva geen cadeau aan haar broer gegeven

    Ce soir, Eva  n' a pas donné un cadeau à son frère.

2. ik ga morgen geen jurk kopen

    Je ne  vais pas acheter de robe demain.

3.  Ik kan volgende week niet naar school gaan.

      La semaine prochaine je ne peux pas aller à l'école

Zet de zin in de goede volgorde.

manger-un croissant- je-vais

Zet de zin in de goede volgorde.

Hier- mangé - un croissant- j'ai- au parc

Zet de zin in de goede volgorde.

basketball- il- aime- jouer-au

Zet de zin in de juiste volgorde
aime - à la- jouer- j'- console- le weekend

Wij gaan vanavond in een restaurant eten.
Maak twee mogelijke goede Franse zinnen van onderstaande woorden:
ce soir - nous - manger - dans un restaurant - allons

Vertaal:
Gisteren heb ik een pannenkoek gegeten.

Opdracht:

Neem een bekende Europese stad in je hoofd.

Je schrijft de volgende dingen in volledige Franse zinnen op:

-Met welk vervoermiddel ga je erheen?

-Hoe lang duurt de reis?

-Wat is er te zien?