H7 formules en grafieken teams

Is er hier sprake van een stijg- of daalgetal?
A
Stijggetal
B
Daalgetal
1 / 37
volgende
Slide 1: Quizvraag
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Is er hier sprake van een stijg- of daalgetal?
A
Stijggetal
B
Daalgetal

Slide 1 - Quizvraag

wat is het verschil tussen een woordformule en een formule?
A
Een woordformule heeft woorden in de formule. De formule heeft hier een letter.
B
Het antwoord is bij de woordformule een woord. Bij de formule een letter.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het begingetal?
A
1
B
400
C
2800
D
600

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het
begingetal?
A
0
B
3
C
4
D
13

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het stijggetal
A
4
B
7,50
C
11,50
D
34

Slide 5 - Quizvraag

Maak van deze woordformule een letterformule.
aantal weken x 3 + 5 = winst
A
w x 3 + 5 = w
B
aw x 3 + 5 = w
C
p x 3 + 5 = m
D
a x 3 + 5 = w

Slide 6 - Quizvraag

Maak van deze woordformule een letterformule.

afstand = 10 + 6 x tijd
A
t = 10 + 6 x a
B
10 + 6 x 5 = 40
C
a = 10 + 6 x t
D
16 x t = a

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het
begingetal?
A
60
B
40
C
20
D
Dat kan je niet weten!

Slide 8 - Quizvraag

wat is de lineaire formule bij deze tabel ?
A
tijd = 4,5 + 3 x inkomsten
B
inkomsten = 4,5 + 3 x tijd
C
inkomsten = 3 + 4,50 x tijdl
D
inkomsten = 4,5 - 3 x tijd

Slide 9 - Quizvraag

Maak van deze woordformule een letterformule.
aantal weken x 3 + 5 = winst
A
w x 3 + 5 = w
B
aw x 3 + 5 = w
C
p x 3 + 5 = m
D
a x 3 + 5 = w

Slide 10 - Quizvraag

Zit er regelmaat in de tabel? Zo ja, welke regelmaat?
A
Nee
B
Ja, 15
C
Ja, 30
D
Ja, 7,5

Slide 11 - Quizvraag

Bekijk de grafiek hiernaast.
Wat is de woordformule die bij de grafiek
hoort?
A
Gewicht = 2 + 3,5 x t
B
Gewicht = 2 + 1,5 x t
C
t = 3,5 + 2 x Gewicht
D
Gewicht = 3,5 + 2 x t

Slide 12 - Quizvraag

Vul aan:
Een woordformule is een formule waarin....
A
je woorden moet veranderen in cijfers en dan iets kan berekenen.
B
je niets zelf hoeft te doen.

Slide 13 - Quizvraag


Wat is het
daalgetal ?
A
2
B
105
C
6
D
3

Slide 14 - Quizvraag


De vaste kosten gaan met €2,50 omhoog.
Wat is de nieuwe woordformule?
A
bedrag in euro's = 21 . aantal dagen + 10
B
bedrag in euro's = 23,50 . aantal dagen + 7,50
C
bedrag in euro's = 23,50 . aantal dagen + 10
D
bedrag in euro's = 2,50 . aantal dagen + 7,50

Slide 15 - Quizvraag

Kosten = 10 + 15 euro per uur

Wat is de woordformule?‎
A
kosten = 10 + 15 x aantal uur
B
kosten = 10 + 15 + aantal uur
C
kosten = 10 - 15 + aantal uur
D
kosten = 10 + 15 : aantal uur

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een stijggetal
A
hoe hoog een paard kan stijgeren
B
het eerste getal in een formule
C
een getal wat er met regelmaat af gaat
D
een getal wat er met regelmaat bij komt

Slide 17 - Quizvraag

Welke woordformule past bij deze tabel?
A
Inhoud in L = 1000 - 40 x aantal km
B
Inhoud in L = 1000 - 0,4 x aantal km

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een lineaire formule?
A
Een rechte lijn
B
Een grafiek
C
Er gaat telkens hetzelfde bij of af
D
Een gek woord

Slide 19 - Quizvraag

Het daalgetal is ?
A
het getal wat er met regelmaat af gaat
B
het eerste getal in een formule
C
het tweede getal in een formule
D
het getal wat er met regelmaat bij komt

Slide 20 - Quizvraag

De woordformule is...
A
Aantal attracties x 2,50 + 15 = het totale bedrag
B
Aantal attracties x 15 + 2,50 = het totale bedrag

Slide 21 - Quizvraag


Waarom is de formule een lineaire formule?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het daalgetal in formule B?
A
70
B
55
C
2
D
3

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de lineaire formule bij deze tabel ?
A
prijs = 40 + 20 x tijd
B
prijs = 60 + 20 x tijd
C
prijs = 20 + 40 x tijd
D
tijd = 40 + 20 x prijs

Slide 24 - Quizvraag


Wat is het daalgetal?
A
0,4
B
1000
C
aantal km
D
inhoud in liters

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het begingetal?
A
0
B
3
C
150,00
D
112,50

Slide 26 - Quizvraag


wat is de lineaire formule bij deze tabel ?
A
aantal = 10 + 2 x bedrag
B
bedrag = 10 + 2 x aantal
C
10 + 2 x aantal
D
geen idee

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het stijggetal?
A
0
B
5
C
1,5
D
0,5

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het stijggetal?
A
0
B
1
C
2,5
D
5

Slide 29 - Quizvraag

lengte = 40-4xtijd

heet een woordformule
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag



Wat is het begingetal?
A
7,50
B
12,50

Slide 31 - Quizvraag



Wat is het stijggetal?
A
7,50
B
12,50

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het stijg of daalgetal?
A
+1
B
7
C
+3
D
-3

Slide 33 - Quizvraag

Het daalgetal is...?
A
10
B
40
C
0,25
D
4

Slide 34 - Quizvraag

Dit is een tabel met
regelmaat. Wat is de
regelmaat?
A
200
B
200 dagen 1 km
C
per dag komt er 200 km bij
D
geen regelmaat

Slide 35 - Quizvraag

Als deze tabel regelmaat
heeft wat is de regelmaat
dan?
A
de tabel heeft geen regelmaat
B
elk uur gaat er 3 cm af.

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het stijggetal?
A
0
B
0,50
C
3
D
0,5 x 3 = 1,5

Slide 37 - Quizvraag