Week 45 - **TENTAMEN** Herhaling H.1+2-Lezen

Welkom!
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?


  • H.1 + H.2- Lezen: herhalen theorie
  • Quizje over onderwerp, hoofdzaken, hoofdgedachte, kernzin
  • Toets

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling H.1+2-Lezen

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf voor jezelf de antwoorden op 

Onderwerp: hoeveel woorden ongeveer?
Kernzinnen: wat is een kernzin en waar vind je hem?
Hoofdzaken: wat zijn hoofdzaken en waar vind je ze?
Hoofdgedachte
1)wat is de hoofdgedachte, 
2)uit hoeveel zinnen bestaat de hoofdgedachte, 
3)waar vind je de hoofdgedachte meestal?

Slide 4 - Tekstslide

Samenvatting theorie H.1 - Lezen
  • Onderwerp --> Stel jezelf de vraag: Waar gaat de tekst over?
  • Kernzin --> Zoek de belangrijkste zin uit de alinea: Meestal eerste of     laatste zin van de alinea
  • Hoofdzaken --> Dat wat in een tekst belangrijk is: Lees inleiding, slot en   kernzinnen 
  • Hoofdgedachte --> Zoek de belangrijkste info in een tekst en vat dit   samen in één zin: Vaak in inleiding of slot

Slide 5 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding

Wat is het onderwerp?
Antwoord
Wild in the streets

Slide 6 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding

Geeft de afbeelding voldoende informatie als je mee wilt doen?
Antwoord
Nee. Je weet niet hoe laat het evenement begint en waar je dan moet zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Lees de tekst
Opdracht: Lees de tekst.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de kernzin van alinea 1?
Antwoord
Op 5 juli zal Wild in the Streets gehouden worden.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de kernzin van alinea 2?
Antwoord
Schoenenfabrikant Emerica vraagt dit jaar speciaal aandacht voor Skatepark Amsterdam.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Antwoord

Hoofdgedachte: Het evenement Wild in the Streets wordt op 5 juli gehouden.

Slide 11 - Tekstslide

Tekstdoelen en publiek

Slide 12 - Tekstslide

Welke tekstdoelen weet je nog?

Slide 13 - Tekstslide

Theorie
H.2 - Lezen
blz. 46

Slide 14 - Tekstslide

Aan welke vier dingen kan je zien voor welk publiek een tekst bedoeld is?

Slide 15 - Tekstslide

Publiek
  • Om het doel te bereiken moet het aansluiten bij het publiek
  • Vraag jezelf af: voor wie/welke groep schrijft de schrijver?

Je kunt zien wie het publiek is aan:

  1. het onderwerp
  2. de bron
  3. de lay-out 
  4. het taalgebruik 
Theorie
H.2 - Lezen
blz. 46

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

~OEFENBLADEN~
timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Quiz
timer
2:00

Slide 27 - Tekstslide

Wat zijn hoofdzaken in een tekst?
A
Wat belangrijk is in een tekst
B
Wat minder belangrijk is in een tekst

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 29 - Quizvraag

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?
A
In het midden
B
Meestal aan het begin, soms aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 30 - Quizvraag

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 31 - Quizvraag

Wat staat er vaak in een kernzin?
A
Minder belangrijke dingen
B
Een samenvatting
C
Een hoofdzaak
D
Een tussenkopje

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij
C
De samenvatting van een tekst
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat

Slide 33 - Quizvraag

Waar staat de hoofdgedachte van een tekst vaak?
A
In het middenstuk
B
In de samenvatting
C
In de inleiding of in het slot
D
Dat kun je nooit weten

Slide 34 - Quizvraag

Waaraan kun je o.a. zien voor welk publiek een tekst bedoeld is?
A
De titel, de bron en lay-out
B
De titel, het onderwerp en het taalgebruik
C
De schrijver, het taalgebruik en de bron
D
Het onderwerp, het taalgebruik en de bron

Slide 35 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst.
B
Het onderwerp van een alinea.
C
Aspecten van het onderwerp.

Slide 36 - Quizvraag

het publiek waar een schrijver voor schrijft betekent:
A
de doelgroep waar een schrijver voor schrijft
B
mensen die naar een toneelstuk gaan
C
kleine kinderen

Slide 37 - Quizvraag

Een kernzin geeft...
A
aan wanneer er een alinea begint
B
de belangrijkste informatie van de alinea
C
een toelichting
D
een voorbeeld

Slide 38 - Quizvraag

Filmpje! 
Jochem Myjer over: 
Nederlandse accenten

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video