Les 01-02 HV

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

• Source D: grammaire et écrire 
• Oefenen met de ontkenning
• Les devoirs

Aan het einde van deze les:

Weet je hoe je de ontkenning gebruikt. 

Lève-toi si tu...

n'as pas d'animal domestique 

Lève-toi si tu...

N'habites pas à Zwolle

Welke twee woorden heb je nodig om een ontkenning te maken in het Frans?

In het Frans gebruiken wij 2 woorden om iets ontkennend te maken: 

Ne....pas

Ne staat voor de persoonsvorm en pas direct daarna

• Je ne regarde pas la télé

• Je n'ai pas regardé la télé

• Je ne vais pas regarder la télé

Wat valt je op aan de tweede zin?

N'...pas

Wanneer het werkwoord begint met een stomme h of een klinker, verandert ne in n'. 

Je n'aime pas les médicaments

Il n'est pas arrivé

Pas op!

1. De ontkenning van c'est (het is) wordt ce n'est pas

Want c'est bestaat uit twee woorden: ce en est. 

 

2. De ontkenning van il y a wordt il n'y a pas 

Het is dus niet il y n'a pas!

3. Na de ontkenning veranderen un, une en des in de of d'

J'ai un frère, mais je n'ai pas de sœur. 

We kunnen ook andere vormen van de ontkenning maken:

• Ne...plus (niet meer)
• Ne...jamais (nooit)
• Ne...rien (niets)
• Ne...pas encore (nog niet)

• Je ne suis plus malade

• Je n'ai rien trouvé dans ce magasin

• Je n'achète rien

• je n'ai pas encore mangé

Maak de zin ontkennend:
c'est cher (niet)

Maak de zin ontkennend:
J'ai mangé (niets)

Maak de zin ontkennend:
nous allons à Paris (nooit)

Maak de zin ontkennend:
vous avez fait vos devoirs (nog niet)

Wat heb je vandaag geleerd wat je nog niet wist?

Les devoirs pour demain

Source D: exercices 16BC, 17ABCD, 18, 19A