Ma 23 jan De trappen van vergelijking

trappen van vergelijking
Doel: snappen en kunnen toepassen van de trappen van vergelijking 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

trappen van vergelijking
Doel: snappen en kunnen toepassen van de trappen van vergelijking 

Slide 1 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 2 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Trappen van vergelijking

Slide 3 - Tekstslide

Vergelijking
Wat is dat?

Slide 4 - Tekstslide




  • goed - beter - best
  • veel - meer - meest
  • weinig - minder - minst
  • graag (‘met plezier’) - liever - liefst
  • kwaad (‘erg’) - erger - ergst
  • (maar: kwaad (‘boos’) - kwader - kwaadst)



  • blond - blonder - blondst
  • nieuw - nieuwer - nieuwst
  • groot - groter - grootst
  • lief - liever - liefst
  • chic - chiquer - chicst
     Trappen van vergelijking

Slide 5 - Tekstslide

stellende trap
vergrotende trap
overtreffendetrap
groot
groter
grootst
duur
duurder
duurst
fijn
fijner
fijnst
dom
dommer
domst
Trappen van vergelijking

Slide 6 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Bijvoeglijke naamwoorden hebben drie trappen van vergelijking:






Let op! Soms verandert het hele woord: goed/beter/best
de stellende trap:
lief
Albert is lief.
de vergrotende trap:
liever
Barry is liever.
de vergrotende trap:
liefst
Chris is het liefst.

Slide 7 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 8 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Noteer de trappen van vergelijking van het woord 
 'traag'.
1
2
3
 traag
trager
traagst

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van ...?

lief
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel trappen van vergelijking zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van...?

veel
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 14 - Quizvraag

Trappen van vergelijking:
meer =
A
vergelijkende trap
B
overtreffende trap
C
vergrotende trap

Slide 15 - Quizvraag

De trappen van vergelijking:
dwaas-dwazer-...
A
dwaasts
B
dwazerst
C
dwaast

Slide 16 - Quizvraag

Trappen van vergelijking:
vreemd - vreemder - .............
A
vreemdst
B
vreemst
C
meest vreemd

Slide 17 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
weinig=
A
stellende trap
B
overtreffende trap
C
vergrotende trap

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn de trappen van vergelijking?
A
stellende trap overtreffende trap vergrotende trap
B
vergrotende trap stellende trap overtreffende trap
C
stellende trap vergrotende trap overtreffende trap
D
overtreffende trap stellende trap vergrotende trap

Slide 20 - Quizvraag

Welke 'trappen van vergelijking' zijn goed?
A
mooi - meer mooi - mooist
B
mooi - mooier - mooist
C
mooi - lelijker - lelijkst
D
mooi - minder mooi - lelijk

Slide 21 - Quizvraag

Noteer de trappen van vergelijking van het woord 
 'traag'.
1
2
3
 traag
trager
traagst

Slide 22 - Sleepvraag

Trappen van vergelijking
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
Groot
Groter
Grootst

Slide 23 - Sleepvraag

Zet de trappen van vergelijking in de goede volgorde. 
1
2
3
de stellende trap
de vergrotende trap
de overtreffende trap

Slide 24 - Sleepvraag

groot - groter - grootst
  1. Jij bent groot.
  2. Ik ben groter.
  3. Hij is het grootst.

  1. Jij bent net zo groot als ik.
  2. Hij is groter dan ik.
  3. Hij is de grootste van het stel


Slide 25 - Tekstslide

Is het hij is groter dan mij of groter dan ik?

Hij is groter dan ik (ben)
Hij is groter dan mij (ben)

Slide 26 - Tekstslide