Meervouden paragraaf 4

 Nederlands
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Boekenpitch
- Wat gaan we leren?
- Uitleg 
- Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Boekenpitch

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we leren?
Ik weet het verschil tussen enkelvoud en meervoud.
Ik kan meervouden op -en en -s spellen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Meervouden
Als er van iets één is, noem je dat enkelvoud. Als er van iets meer dan één is, noem je dat meervoud. 

Weten jullie voorbeelden van enkelvoud en meervoud?

Slide 6 - Tekstslide

Zo maak je een meervoud
Een meervoud maak je meestal door -en of -s achter het woord te zetten:

vriend --> vrienden
krant --> kranten
tafel --> tafels
wielrenner --> wielrenners

Slide 7 - Tekstslide

Meervouden
Let op: soms moet je daarnaast nog

- Een -f in een -v veranderen 
Brief --> brieven; duif --> duiven

- Een -s in een -z veranderen
Gans --> ganzen; paleis --> paleizen

Slide 8 - Tekstslide

Meervouden
Let op: soms moet je daarnaast nog

- De laatste letter (medeklinker) verdubbelen
jas -> jassen; pit --> pitten

- Een a, e, o of u (klinker) weghalen
muur --> muren; heer --> heren

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
We maken samen opdracht 1
Daarna maak je zelf opdracht 2 + 3
Bladzijde 220 + 221

Klaar? Je krijgt van mij een nieuwe opdracht.

Slide 10 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd?
Ik weet het verschil tussen enkelvoud en meervoud.
Ik kan meervouden op -en en -s spellen.

Slide 11 - Tekstslide