M02 04-03 rekentaal

M02 04-03 rekenen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenISK

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

M02 04-03 rekenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet dit?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

  • Plus

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

-
  • min 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Andere woorden voor plus
  • erbij 
  • samen
  • en
  • dubbel
  • meer
  • opgeteld
  • bij elkaar 
  • in totaal

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Andere woorden voor min
  • eraf
  • minder
  • verschil
  • weg
  • van elkaar af


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

X
  • keer 
  • vermenigvuldigen
  • keersom

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

:
  • delen
  • gedeeld door
  • delen door
  • deelsom 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

van groot naar klein
264
4813
8316
4248

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

van klein naar groot
2.265
622
8.852
6.512

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

minder
meer

Slide 11 - Tekstslide

we gaan verder lopen in de dierentuin. we komen de apen en de zebra's tegen. 
He, er zijn weinig apen en veel zebra's. 
Er zijn meer zebra's dan apen! zie je dat ook? er zijn meer zebr'a dan apen. 
Meer +

Minder -

evenveel =

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groter dan     >
Kleiner dan   <
Is gelijk aan   =

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

20 is .... dan 30
A
meer
B
minder

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

85 is .... dan 19
A
meer
B
minder

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

100 is evenveel als 100
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9 is minder dan 5
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

300 is meer dan 600
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

15<28
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

200>100
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

560>5600
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6782=6872
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5278=5278
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om een zandbak te maken gebruikt de vader van Noor 10 grote en 5 kleine schroeven. Hoeveel schroeven heeft hij in totaal gebruikt?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jonas heeft bij de groentewinkel nummer 28. Welk nummer was voor hem aan de beurt?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rick heeft 8 euro. Hij koopt spelletjes en maakt al zijn geld daaraan op. De spelletjes kosten 4 euro per stuk. Hoeveel heeft hij er gekocht?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Samen met zijn moeder bakt Christiaan 20 pannekoeken. Ze eten er gelijk 9 op. Hoeveel pannekoeken zijn er nog over?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maarten heeft met drie dobbelstenen 17 gegooid. Met de eerste dobbelsteen gooide hij 6, met de tweede dobbelsteen gooide hij 5. Wat gooide hij met de derde dobbelsteen?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sofia koopt een jurkje van 12 euro en een een riem van 7 euro. Hoeveel moet ze in totaal betalen?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klaar met LessonUp!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verder met boek
timer
1:00

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies