1.3 Luchtdruk en wind

Luchtdruk en de invloed hiervan op het weer
Meet luchtdruk 
en daarmee ook het weer!
Dit is een barometer: het instrument om luchtdruk mee te meten. Wanneer de barometer verandert, komt er ander weer.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Luchtdruk en de invloed hiervan op het weer
Meet luchtdruk 
en daarmee ook het weer!
Dit is een barometer: het instrument om luchtdruk mee te meten. Wanneer de barometer verandert, komt er ander weer.

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kennen?
  • Wat is luchtdruk
  • Hoe meet je de luchtdruk
  • Kenmerken van het weer bij  hoge en lage luchtdruk
  • Wat gebeurt er als de luchtdruk verandert?
  • Windrichtingen op aarde, hoe werkt het?
  • Wet van Buijs Ballot

Slide 2 - Tekstslide

Wat is luchtdruk?
  • Luchtdruk => het gewicht van de lucht dat op de aarde drukt 
  • Meten => barometer
  • Eenheid => hectopascal (hPa), millibar (Mb)
  • Op de weerkaart te zien => isobaren = alle punten met dezelfde luchtdruk verbonden door een lijn.
  • Je hebt hoge drukgebieden en lagedrukgbieden
Weerkaart met isobaren: Hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe harder het waait.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Hoge druk 
Hoge druk = dalende lucht,
deze lucht is zwaar.
Symbool op de kaart = H
Getal > 1000 is H

Welk weertype hoort bij H?
- geen bewolking
- warm in de zomer
- koud in de winter


isobaren
Op de kaart zie je lijnen met de hoogte van de luchtdruk. Een lijn die alle punten met dezelfde luchtdruk met elkaar verbindt noem je een isobaar.

Slide 5 - Tekstslide

Lage druk
Lage druk = stijgende lucht, gewicht van die lucht is laag.
Symbool op de kaart = L
Getal onder 1000 = L

Welk weertype hoort bij L?
- wolken
- neerslag
- koel in de zomer
- zacht in de winter

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Het weer als de luchtdruk verandert..
Onthouden: Lucht stroomt ALTIJD van H naar
                   Dit is => wind
Onthouden: Hoe groter het verschil in luchtdruk, hoe 
                    harder het waait.

Hoe zie je dat op een weerkaart? => isobaren

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Op deze kaart zie je isobaren, kun jij aangeven waar een hoge- en waar een lagedrukgebied ligt in Europa?
Windrichting: 
Bij L -> wind stroomt naar het midden toe
Bij H -> wind stroomt van het midden af

Slide 10 - Tekstslide

Windrichtingen op aarde
Wind stroomt van H -> L
Let op: de aarde draait om zijn eigen as
Gevolg: wind heeft een afwijking!

Wet van Buys Ballot:
Noordelijk Halfrond: wind draait naar rechts
Zuidelijk Halfrond: wind draait naar links
Op de kaart zie je de grote windsystemen op aarde. Door de Wet van Buys Ballot krijgt wind een afwijking. 

NH: afwijking naar rechts
ZH: afwijking naar links

Let op: ALTIJD KIJKEN MET DE WIND IN JE RUG!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Neem de wereldbol van de vorige dia over op een blaadje.
1- Zet per breedtegraad die je ziet een H of een L
2- Geef nu aan naar welke kan de wind waait per horizontaal vak. Je zet dus 6 keer pijltjes.
Als je klaar bent maak je een foto en lever je het in.

Slide 15 - Open vraag

antwoord opdracht=>
Je begint bij de evenaar: daar is ALTIJD een lagedrukgebied. 
Dan komt de wind dus vanaf de 30 graden breedtegraad => daar is ALTIJD een hogedrukgebied. 
Wind waait van H naar L => van 30 graden naar de evenaar toe.
Je draaait eventueel je blaadje zodat je altijd de wind in je rug hebt vanaf de H gezien!

Slide 16 - Tekstslide

Vragen?

Slide 17 - Tekstslide

En dan gaan we nu aan de slag met de opdrachten!

Slide 18 - Tekstslide

Hoe meet je luchtdruk?
A
Luchtdrukmeter
B
Barometer
C
Thermometer
D
Isobarenmeter

Slide 19 - Quizvraag

De Noordpool en Zuidpool hebben een lage luchtdruk
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Punten met een gelijke luchtdruk
heten:
A
Isobaren
B
Isothermen
C
Isotopen
D
Isostaren

Slide 21 - Quizvraag

Wat voor luchtdruk gebied is er bij de evenaar?
A
Lage druk
B
Hoge druk

Slide 22 - Quizvraag

Op 30 graden Noorderbreedte heerst overwegend hoge luchtdruk
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

2 Twee leerlingen doen een uitspraak over luchtdruk.
Uitspraak 1: hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe zwakker de wind is die daar waait.
Uitspraak 2: in hogedrukgebieden stijgt de lucht op en is de kans op neerslag groot.
Wat is juist?
A
Beiden juist
B
Beiden onjuist
C
1. juist / 2. onjuist
D
1. onjuist / 2. juist

Slide 24 - Quizvraag

2 De kaart van bron 1 gaat over de verschillen in luchtdruk in Europa.
Bij welke letter in bron 1 was de windsnelheid op 10 september 2013 het hoogst?
A
bij letter P
B
bij letter Q
C
bij letter R
D
bij letter S

Slide 25 - Quizvraag

Deze afbeelding over het windsysteem is...
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

Leerdoel 2. De wet van Buys Ballot

"De wind heeft op het noordelijk halfrond een afwijking naar ...... "
A
rechts
B
links

Slide 27 - Quizvraag

Dat was het voor vandaag!

Slide 28 - Tekstslide